Op 12 oktober 1492 komt de
Italiaanse ontdekkingsreiziger Christoffel Columbus, varende onder de Spaanse
vlag, aan bij een eiland dat hij San Salvador noemt. Over welk eiland het
precies gaat bestaat nog altijd twijfel
maar vast staat dat het één van de Bahama-eilanden moet geweest zijn. Omdat
Columbus dacht in Indië te zijn, noemt hij de inwoners indianen. Daarna bezoekt
hij nog enkele eilanden in de buurt en komt hij aan op Cuba. Later bereikt hij
Hispaniola, waar Haïti en de Dominicaanse Republiek nu liggen en zet hij de
eerste nederzetting neer in de ‘Nieuwe Wereld’.
Tien jaar later komt Columbus tijdens
zijn vierde en laatste reis op 18 september 1502 voor het eerst op het
grondgebied van het huidige Costa Rica. Hij landt op het rotseilandje La Isla Uvita
voor de kust van het huidige Puerto Limón. Gedurende de 17 dagen dat hij daar
verblijft, gaat hij verschillende keren naar het vasteland om kennis te maken
met de bewoners en geschenken uit te wisselen. In tegenstelling tot andere
delen van Amerika waar één centrale indianenstam het ganse gebied controleerde,
opereerden er toen op het grondgebied van het huidige Costa Rica diverse
stammen die elk hun eigen territorium verdedigden. Op het schiereiland Nicoya en in Guanacaste
waren de Chorotega’s gevestigd, een groep indianen die afstamden van de Maya’s
uit Mexico. Langs de Atlantische kust vestigden zich de Huetares die
oorspronkelijk van de Caribische eilanden kwamen en de Brunca’s uit de Andes
kwamen in het zuiden terecht. Het zou daarom heel lang duren vooraleer de
Spanjaarden dit gebied konden veroveren. Door de vele gouden geschenken die
Columbus van de bewoners bij Limón kreeg, zou de naam Costa Rica ontstaan zijn.
Toen al snel duidelijk werd dat er veel minder goud en kruiden voorradig waren
dan gedacht, werd aanvankelijk de aandacht verlegd naar Panama. Columbus
overlijdt in 1506. De ontdekkingsreiziger heeft nooit geweten dat hij niet in
Indië maar wel in Amerika was geweest.
Op 1 januari 1519 reisden Hernán
Ponce de León en Juan de Castañeda langs de Costa Ricaanse kust maar
ontscheepten niet. Onderweg ontdekten ze de Golf van Dulce en de Golf van Nicoya
die ze Golfo de Orotina of Golfo de San Lúcar noemden.
In 1522 reisde Andres Niño langs
de Pacifische kust van Burica tot Caldera en later naar Nicaragua.
Gil González Dávila begon zijn
reis in hetzelfde jaar over land langs de zuidoostkust van Costa Rica naar het
dorp Abancari in het huidige kanton Puntarenas. Hij bezocht ook Caldera. Hij ging verder naar de oevers van
de Golf van Nicoya, Diriá (Santa Cruz) en noordwaarts naar Nicaragua. Uiteindelijk
keerde hij terug naar Caldera.
In 1523 vertrok Francisco Hernández
de Córdoba in opdracht van Pedrarias Dávila, de gouverneur van Panama op
expeditie. Hij reisde over land, altijd in de buurt van de Pacifische kust.
Tijdens zijn reis stichtte hij in januari of februari 1524 de stad Brussel.
Over de juiste ligging van deze stad zijn de historici het nog niet helemaal
eens. Volgens de ene lag de stad aan de zuidkust van het schiereiland Nicoya,
tegenover het eiland Chira. Volgens de andere aan de oostkust van de Golf, ten
noorden van Puntarenas. Nog anderen situeren de stad tussen de rivieren
Aranjuez en Guacimal of in een landstreek die door indianen Brutina, Orotiña of
Orotina werd genoemd. Brussel was in elk geval de allereerste nederzetting door de Spanjaarden
gesticht op het grondgebied van het huidige Costa Rica. Tot 1824 viel het territorium van Nicoya nog
onder de jurisdictie van Nicaragua.
Francisco Hernández de Córdoba
gaf de stad de naam Brussel ter ere van Keizer Karel of Karel V die zich sinds
23 januari 1516, na het overlijden van Ferdinand van Aragon, de titel van
Koning van Spanje had toegeëigend. Keizer
Karel was wel geboren in Gent maar gedurende de 40 jaren van zijn bewind
verbleef hij het meest in Brussel. Daar werd hij in de Sint-Goedele kerk op 13
en 14 maart 1516 ook plechtig
uitgeroepen tot koning van Spanje en ging voortaan over dat land regeren als koning
Karel I.
De stad in Costa Rica was echter
in niets te vergelijken met de huidige Europese hoofdstad. Het was een
verzameling van boerderijen die regelmatig werden overvallen door indianen. Er
was een burgemeester, een jurist, een gerechtsdienaar en vijf
gemeenteraadsleden. Hier functioneerde
het eerste door de bewoners gekozen gemeentebestuur. Tijdens zijn bezoek in
1984 aan België verwees president Luis Albert Monge hiernaar door te verklaren
: “Met de naam Brussel hebben wij voor het eerst de Costa Ricaanse democratie
ingeluid”. Naast een dertigtal Spanjaarden werd de stad voornamelijk bevolkt
door een duizendtal indianen die de zeer vruchtbare aarde in de omgeving
bewerkten. De meesten werden niet alleen
gedwongen om te werken op de plantages maar tevens de Spaanse taal, religie en
gewoonten over te nemen.
De stad Brussel was echter een
kort leven beschoren. Enerzijds was het niet wat de Spanjaarden ervan
verwachtten. Nergens was er een waterverbinding te vinden met het meer van
Nicaragua. Er was een gebrek aan edelmetalen zoals goud en zilver. De Spanjaarden
leefden van de goede oogst en van de jacht maar niemand was naar Amerika gekomen
met het idee om te gaan boeren. Tussen januari en februari 1526 werd de stad
voor de eerste keer ontruimd. En dit op bevel van zijn stichter Francisco Hernández de Córdoba die in strijd
was geraakt met gouverneur Pedrarias Dávila. Na de overwinning van deze laatste
werd door hem het bevel gegeven om de stad Brussel opnieuw te bevolken. In 1527
werd de provincie Nicaragua gesticht en hiermee ontstond een nieuwe tweestrijd,
deze keer tussen de nieuwe gouverneur van Panama, Pedro de los Rios en deze van
Honduras, Diego López de Salcedo. Deze laatste vreesde dat de stad Brussel, die
hem niet erkende als gouverneur, alle bevelen uit Panama ging opvolgen, en gaf
daarom opdracht de stad opnieuw te ontruimen. Andrés de Garabito, één van de
stichters en oud burgemeester van de stad voerde de opdracht uit. Dit was het
definitieve einde van Brussel in april 1529. Na het vertrek van de Spanjaarden
viel de nederzetting in handen van de indianen.
Vandaag is er niets meer terug te
vinden van het oorspronkelijke Brussel. In het kanton Puntarenas in het
district Pitahaya bestaat er wel sinds 1988 op de Ruta Nacional 604 een wijk
met de naam Villa Bruselas. De plaatselijke school heeft dezelde naam en telt
volgens haar website 58 leerlingen in de basisschool en 15 peuters. In de
enkele straten staan enkele bescheiden woningen en er is een kerk.
Christoffel Columbus ontscheept op het eiland San Salvador
Cristóbal Colón llega a la isla San Salvador
Christopher Columbus arrives at the Island San Salvador
Christophe Colomb arrive sur l'île San Salvador
(illustratie/ilustracion/illustration : Luc De Decker)
Expediciones costeras y al anterior de Costa Rica, ciudades fundadas en el siglo XVI. Pacifico Norte.
Kust- en eerdere expedities van Costa Rica, steden gesticht in de zestiende eeuw, Noord-Pacific.
Coastal and previous expeditions of Costa Rica, cities founded in the 16th century, North Pacific
Expéditions côtières et précédentes du Costa Rica, villes fondées au XVIe siècle. Pacifique Nord.
(Map/mapa/carte:Eduardo Castillo)
Bruselas en Costa Rica
El 12 de octubre de 1492, el explorador
italiano Cristóbal Colón, navegando bajo la bandera española, llega a una isla
que él llama San Salvador. Todavía hay dudas sobre qué isla es, pero seguramente es una de las islas Bahamas.
Como Colón pensó que estaba en la India, llama a los habitantes indios. Luego
visita algunas islas de la zona y llega a Cuba. Más tarde llega a Hispaniola,
donde ahora se encuentran Haití y la República Dominicana, y establece el
primer asentamiento en el "Nuevo Mundo".
Diez años después, en su cuarto y último viaje,
Colón llegó el 18 de septiembre de 1502 al territorio de la actual Costa Rica.
Aterriza en la isla rocosa de La Isla Uvita, en la costa del actual Puerto
Limón. Durante los 17 días que permanece allí, va varias veces al continente
para conocer a los residentes e intercambiar regalos. A diferencia de otras
partes de América donde una tribu india central controlaba toda el área, varias
tribus operaban en el territorio de la actual Costa Rica, cada una defendiendo
su propio territorio. En la península de Nicoya y en Guanacaste estaban los
Chorotegas, un grupo de indios que descendían de los mayas de México. A lo
largo de la costa atlántica se asentaron los Huetares que originalmente
provenían de las islas del Caribe y el Brunca de los Andes que irián al sur.
Por lo tanto, pasaría mucho tiempo antes de que los españoles pudieran
conquistar esta área. Debido a los muchos regalos de oro que Colón recibió de
los habitantes de Limón, nació el nombre de Costa Rica. Cuando pronto se hizo
evidente que había mucho menos oro y especias en existencia de lo esperado, la
atención se centró inicialmente en Panamá. Colón muere en 1506. El explorador
nunca supo que no había estado en India sino en América.
El 1 de enero de 1519, Hernán Ponce de León y
Juan de Castañeda recorrieron la costa costarricense pero no desembarcaron. En
el camino descubrieron el Golfo Dulce y el de Nicoya, al cual llamaron Golfo de
Orotina o de San Lúcar.
En 1522, Andres Niño recorrió el litoral
pacifico desde Burica hasta Caldera y posteriormente, hacia Nicaragua.
Gil González Dávila comenzó su recorrido en el
mismo año por tierra a lo largo de la
costa sureste de Costa Rica hasta la aldea de Abancari en el actual cantón de
Puntarenas. También visitó Caldera. Continuó hasta las márgenes del Golfo de
Nicoya, Diriá (Santa Cruz) y hacia el norte hasta Nicaragua. Finalmente regresó
a Caldera.
En 1523, Francisco Hernández de Córdoba salió por
orden de Pedrarias Dávila, el gobernador de Panamá en una expedición. Recorrió el
territorio por vía terrestre, siempre cerca del litoral Pacífico. En su
recorrido, fundó la Villa de Bruselas en enero o febrero de 1524. Los
historiadores no están totalmente de acuerdo sobre la ubicación correcta de
esta ciudad. Según uno de ellos, la ciudad estaba en la costa sur de la
península de Nicoya, frente a la isla de Chira. Según los otros en la costa
este del Golfo, al norte de Puntarenas, entre los ríos Aranjuez y Guacimal o en
una región que los indios llamaron
Brutina, Orotiña o Orotina. Bruselas fue, en cualquier caso, el primer
asentamiento fundado por los españoles en el territorio de la actual Costa Rica.
Hasta 1824, el territorio de Nicoya todavía estaba bajo la jurisdicción de
Nicaragua.
Francisco Hernández de Córdoba nombró la ciudad
de Bruselas en honor de Carlos V, quién, desde el 23 de enero de 1516, después
de la muerte de Fernando de Aragón, se había apropiado del título de Rey de España.
Carlos V nació en Gante pero pasó durante los 40 años de su reinado ( la mayor
parte de su tiempo) en Bruselas. Allí fue proclamado solemnemente rey de España
en la iglesia de San Gudula el 13 y 14 de marzo de 1516 y comenzó a gobernar
ese país como el rey Carlos I.
Sin embargo, la ciudad de Costa Rica no se
puede comparar con la actual capital europea. Era una colección de granjas que
regularmente eran allanadas por indios. Había un alcalde, un abogado, un
alguacil y cinco concejales. El primer consejo municipal elegido por los
residentes funcionó aquí. Durante su visita a Bélgica en 1984, el presidente
Luis Alberto Monge se refirió a esto diciendo: "Con el nombre de Bruselas
estrenamos la democracia costarricense". Además de unos treinta españoles,
la ciudad estaba poblada principalmente por mil indios que trabajaban en el
suelo muy fértil de la zona. La mayoría no sólo se vió obligada a trabajar en
las plantaciones, sino también a adoptar el idioma, la religión y las
costumbres españolas.
Sin embargo, la ciudad de Bruselas fue de corta duración. Por un lado, no era lo
que esperaban los españoles. En ninguna parte se pudo encontrar una conexión de
agua con el lago de Nicaragua. Faltaban metales preciosos como el oro y la
plata. Los españoles vivían de la buena cosecha y de la caza, pero nadie había
venido a América para ir a ser campesino. La ciudad fue evacuada por primera
vez entre enero y febrero de 1526. Y esto por orden de su fundador Francisco
Hernández de Córdoba, quien había entrado en conflicto con el gobernador
Pedrarias Dávila. Después de la victoria de este último, dió la orden de
repoblar la ciudad de Bruselas. La provincia de Nicaragua fue fundada en 1527 y
surgió una nueva batalla de dos vías, esta vez entre el nuevo gobernador de
Panamá, Pedro de los Ríos y el de Honduras, Diego López de Salcedo. Este último
temía que la ciudad de Bruselas, que no lo reconocía como gobernador, siguiera
todas las órdenes de Panamá, y por lo tanto ordenó que la ciudad fuera evacuada
nuevamente. Andrés de Garabito, uno de los fundadores y ex alcalde de la
ciudad, llevó a cabo la tarea. Este fue el final definitivo de Bruselas en
abril de 1529. A la salida de los españoles, el asentamiento cayó en manos de
los indios.
Hoy no queda nada del Bruselas original. En el
cantón de Puntarenas, en el distrito de Pitahaya, hay un barrio en la Ruta
Nacional 604 desde 1988 llamado Villa Bruselas. La escuela local tiene el mismo
nombre y, según su sitio web, cuenta con 58 alumnos de primaria y 15 niños
pequeños. En las pocas calles hay algunas casas modestas y hay una iglesia.
De munteenheid van Nicaragua is de Córdoba, vernoemd naar Francisco Hernández de Córdoba
La moneda de Nicaragua es la Córdoba, que lleva el nombre de Francisco Hernández de Córdoba
The currency of Nicaragua is the Córdoba, named after Francisco Hernández de Córdoba
La monnaie du Nicaragua est la Cordoue, du nom de Francisco Hernández de Córdoba
(Foto/Photo : Sampoma Gmbh, Andreas Jany)
Francisco Hernández de Córdoba was ook nog de stichter van de steden Leon en Granada in Nicaragua.
Francisco Hernández de Córdoba también fue el fundador de las ciudades de Léon y Granada en Nicaragua.
Francisco Hernández de Córdoba was also the founder of the cities of Leon and Granada in Nicaragua.
Francisco Hernández de Córdoba a également été le fondateur des villes de Leon et de Granade au Nicaragua
(postzegel gescand door/sello escaneado por/postage stamp scanned by/tampon scanné par James J. Peterka)
Karel V/Carlos V/Charles V
(illustratie/ilustracion/illustration : Luc De Decker)
Brussels in Costa Rica
On October 12, 1492, the Italian explorer
Christopher Columbus, sailing under the Spanish flag, arrives at an island that
he calls San Salvador. There is still some doubt about which island it
is, but it is certain that it must have been one of the Bahama Islands. Because
Columbus thought he was in India, he calls the inhabitants Indians. He then
visits a few islands in the area and arrives in Cuba. He later reaches
Hispaniola, where Haiti and the Dominican Republic are now, and set up the
first settlement in the "New World."
Ten years later, on his fourth
and final voyage on September 18, 1502, Columbus arrived in the territory of
present-day Costa Rica. It lands on the rock island of La Isla Uvita off the
coast of today's Puerto Limón. During the 17 days that he stays there, he goes
to the mainland several times to get to know the residents and exchange gifts.
Unlike other parts of America where one central Indian tribe controlled the
entire area, various tribes were operating on the territory of present-day
Costa Rica, each defending its own territory. On the Nicoya peninsula and in
Guanacaste were the Chorotegas, a group of Indians who descended from the
Mayans from Mexico. Along the Atlantic coast settled the Huetares that
originally came from the Caribbean islands and the Brunca from the Andes ended
up in the south. It would therefore take a long time before the Spaniards could
conquer this area. Because of the many golden gifts that Columbus received from
the inhabitants of Limón, the name Costa Rica was born. When it soon became
clear that there was much less gold and spices in stock than expected, the
attention was initially shifted to Panama. Columbus dies in 1506. The explorer
never knew that he had not been to India but to America.
On January 1, 1519, Hernán Ponce de León and
Juan de Castañeda traveled along the Costa Rican coast but did not disembark.
Along the way they discovered the Gulf of Dulce and the Gulf of Nicoya which
they called Golfo de Orotina or Golfo de San Lúcar.
In 1522 Andres Niño traveled along the Pacific
coast from Burica to Caldera and later to Nicaragua.
Gil González Dávila began his journey by land
in the same year along the southeast coast of Costa Rica to the village of
Abancari in the current canton of Puntarenas. He also visited Caldera. He
continued to the shores of the Gulf of Nicoya, Diriá (Santa Cruz) and north to
Nicaragua. Finally he returned to Caldera.
In 1523, Francisco Hernández de Córdoba
departed on behalf of Pedrarias Dávila, the governor of Panama on an expedition.
He traveled by land, always near the Pacific coast. During his journey
he founded the city of Brussels in January or February 1524. The historians do
not fully agree on the correct location of this city. According to one, the
city was on the south coast of the Nicoya Peninsula, opposite the island of
Chira. According to the others on the east coast of the Gulf, north of
Puntarenas, between the Aranjuez and Guacimal rivers or in a region that the
Indians called Brutina, Orotiña or Orotina. Brussels was in any case the very
first settlement founded by the Spaniards on the territory of present-day Costa
Rica. Until 1824, the territory of Nicoya was still under the jurisdiction of
Nicaragua.
Francisco Hernández de Córdoba
named the city of Brussels in honor of Charles V, who, since January 23, 1516,
after the death of Ferdinand of Aragon, had appropriated the title of King of
Spain. Charles V was born in Ghent, but he spent most of his time in Brussels
during the 40 years of his reign. There he was solemnly proclaimed king of
Spain in the St Gudula church on March 13 and 14, 1516 and began to rule over
that country as King Charles I.
However, the city in Costa Rica
could not be compared with the current European capital. It was a collection of
farms that were regularly raided by Indians. There was a mayor, a lawyer, a bailiff and five city councilors. The
first municipal council chosen by the residents functioned here. During
his visit to Belgium in 1984, President Luis Albert Monge referred to this by
saying: "With the name Brussels we have ushered in Costa Rican democracy
for the first time". In addition to some thirty Spaniards, the city was
mainly populated by a thousand Indians who worked the very fertile soil in the
area. Most were not only forced to work on the plantations but also to adopt
the Spanish language, religion and customs.
However, the city of Brussels was
short-lived. On the one hand, it was not what the Spaniards expected. Nowhere
could a water connection be found with Lake Nicaragua. There was a lack of
precious metals such as gold and silver. The Spaniards lived from the good
harvest and from the hunt, but nobody had come to America with the idea of
farming. The city was evacuated for the first time between January and
February 1526. And this by
order of his founder Francisco Hernández de Córdoba who had come into conflict
with Governor Pedrarias Dávila. After the latter's victory, he gave the
order to repopulate the city of Brussels. The province of Nicaragua was founded
in 1527 and this created a new battle, this time between the new governor of
Panama, Pedro de los Rios and that of Honduras, Diego López de Salcedo. The
latter feared that the city of Brussels, which did not recognize him as
governor, would follow all orders from Panama, and therefore ordered the city
to be evacuated again. Andrés de Garabito, one of the founders and former mayor
of the city, carried out the assignment. This was the definitive end of
Brussels in April 1529. After the departure of the Spaniards, the settlement
fell to the Indians.
Today there is nothing left of
the original Brussels. In the canton of Puntarenas in the district of Pitahaya
there is a neighborhood on the Ruta Nacional 604 since 1988 called Villa
Bruselas. The local school has the same name and according to its website
counts 58 primary school pupils and 15 toddlers. In the few streets there are some
modest houses and there is a church.
CALDERA
Bruxelles au Costa Rica
Le 12 octobre 1492, l'explorateur italien
Christophe Colomb, naviguant sous pavillon espagnol, arrive sur une île qu'il
appelle San Salvador. Il y a encore un doute sur quelle île c’est, mais il est
certain qu'elle devait être l'une des îles Bahama. Parce que Columbus pensait
qu'il était en Inde, il appelle les habitants Indiens. Il visite ensuite
quelques îles de la région et arrive à Cuba. Il atteint plus tard Hispaniola,
où se trouvent maintenant Haïti et la République dominicaine, et installe la
première colonie dans le "Nouveau Monde".
Dix ans plus tard, lors de son quatrième et dernier
voyage, le 18 septembre 1502, Columbus arrive sur le territoire de l'actuel
Costa Rica. Il atterrit sur l'île rocheuse de La Isla Uvita au large de la côte
actuelle de Puerto Limón. Pendant les 17 jours qu'il y séjourne, il se rend
plusieurs fois sur le continent pour connaître les habitants et échanger des
cadeaux. Contrairement à d'autres parties de l'Amérique où une tribu indienne
centrale contrôlait toute la zone, diverses tribus opéraient sur le territoire
de l'actuel Costa Rica, chacune défendant son propre territoire. Sur la
péninsule de Nicoya et à Guanacaste se trouvaient les Chorotegas, un groupe
d'Indiens descendus des Mayas du Mexique. Le long de la côte atlantique se sont
installés les Huetares originaires des îles des Caraïbes et les Brunca des
Andes se sont retrouvées dans le sud. Il faudrait donc beaucoup de temps avant
que les Espagnols ne puissent conquérir cette zone. En raison des nombreux
cadeaux en or que Christophe Colomb a reçus des habitants de Limón, le nom
Costa Rica est né. Quand il est vite devenu évident qu'il y avait beaucoup
moins d'or et d'épices en stock que prévu, l'attention a d'abord été portée sur
le Panama. Columbus décède en 1506. L'explorateur n'a jamais su qu'il n'était
pas allé en Inde mais en Amérique.
Le 1er janvier 1519, Hernán Ponce de León et
Juan de Castañeda ont voyagé le long de la côte costaricienne mais n'ont pas
débarqué. En chemin, ils ont découvert le golfe de Dulce et le golfe de Nicoya
qu'ils ont appelé Golfo de Orotina ou Golfo de San Lúcar.
En 1522, Andres Niño a voyagé le long de la
côte du Pacifique de Burica à Caldera et plus tard au Nicaragua.
Gil González Dávila a commencé son voyage par
voie terrestre la même année le long de la côte sud-est du Costa Rica jusqu'au
village d'Abancari dans l'actuel canton de Puntarenas. Il a également visité
Caldera. Il a continué vers les rives du golfe de Nicoya, Diriá (Santa Cruz) et
au nord jusqu'au Nicaragua. Enfin, il est retourné à Caldera.
En 1523, Francisco Hernández de Córdoba part au
nom de Pedrarias Dávila, le gouverneur du Panama en expédition. Il voyageait
par voie terrestre, toujours près de la côte Pacifique. Au cours de son voyage,
il fonde la ville de Bruxelles en janvier ou février 1524. Les historiens ne
sont pas entièrement d'accord sur l'emplacement correct de cette ville. Selon
l'un, la ville se trouvait sur la côte sud de la péninsule de Nicoya, en face
de l'île de Chira. Selon les autres sur la côte est du golfe, au nord de
Puntarenas, entre les fleuves Aranjuez et Guacimal ou dans une région que les
Indiens appelaient Brutina, Orotiña ou Orotina. Bruxelles était en tout cas la
toute première colonie fondée par les Espagnols sur le territoire de l'actuel
Costa Rica. Jusqu'en 1824, le territoire de Nicoya était toujours sous la
juridiction du Nicaragua.
Francisco Hernández de Córdoba a nommé la ville
de Bruxelles en l'honneur de Charles V qui, depuis le 23 janvier 1516, après la
mort de Ferdinand d'Aragon, s'était approprié le titre de roi d'Espagne.
Charles V est né à Gand, mais il a passé la plupart de son temps à Bruxelles
pendant les 40 ans de son règne. Là, il a été solennellement proclamé roi
d'Espagne dans l'église St Gudula les 13 et 14 mars 1516 et a commencé à régner
sur ce pays en tant que roi Charles I.
Cependant, la ville du Costa Rica n'a pas pu
être comparée à la capitale européenne actuelle. C'était une collection de
fermes qui étaient régulièrement pillées par les Indiens. Il y avait un maire,
un avocat, un huissier et cinq conseillers municipaux. Le premier conseil municipal
choisi par les résidents a fonctionné ici. Durant sa visite à la Belgique en
1984, le président Luis Albert Monge y a fait référence en déclarant: "C’est
avec le nom Bruxelles qu’a commencé la démocratie costaricienne". En plus
d'une trentaine d'Espagnols, la ville était principalement peuplée d'un millier
d'Indiens qui travaillaient le sol très fertile de la région. La plupart ont
été contraints non seulement de travailler dans les plantations mais aussi
d'adopter la langue, la religion et les coutumes espagnoles.
Cependant, la ville de Bruxelles a été de
courte durée. D'une part, ce n'était pas ce que les Espagnols attendaient.
Nulle part un raccordement à l'eau n'a pu être trouvé avec le lac Nicaragua. Il
y avait un manque de métaux précieux tels que l'or et l'argent. Les Espagnols
vivaient de la bonne récolte et de la chasse, mais personne n'était venu en
Amérique avec l'idée de se dédier à l'agriculture. La ville est évacuée pour la
première fois entre janvier et février 1526. Et ceci sur ordre de son fondateur
Francisco Hernández de Córdoba qui était entré en conflit avec le gouverneur
Pedrarias Dávila. Après la victoire de ce dernier, il a donné l'ordre de
repeupler la ville de Bruxelles. La province du Nicaragua a été fondée en 1527
et cela a créé une nouvelle bataille, cette fois entre le nouveau gouverneur du
Panama, Pedro de los Rios et celui du Honduras, Diego López de Salcedo. Ce
dernier craignait que la ville de Bruxelles, qui ne le reconnaissait pas comme
gouverneur, ne suive tous les ordres du Panama, et a donc ordonné l'évacuation
de la ville. Andrés de Garabito, l'un des fondateurs et ancien maire de la
ville, a effectué la mission. Ce fut la fin définitive de Bruxelles en avril
1529. Après le départ des Espagnols, la colonie tomba entre les mains des
Indiens.
Aujourd'hui, il ne reste plus rien de Bruxelles
d'origine. Dans le canton de Puntarenas, dans le district de Pitahaya, il y a
un quartier sur la Ruta Nacional 604 depuis 1988 sous le nom de Villa Bruselas.
L'école locale porte le même nom et, selon son site Web, compte 58 élèves du
primaire et 15 tout-petits. Dans les quelques rues, il y a des maisons modestes
et une église.
Villa de Bruselas vandaag/hoy/today/aujourd'hui
Bronnen/Fuentes/Sources:
-En busca de
la villa Bruselas, la de Bélgica, confrontada con la de Costa Rica, en el siglo
XVI, Victor Valembois
-Costa Rica
y Bélgica, 150 años / Costa Rica en België, 150 jaar / Le Costa Rica et la
Belgique, 150 ans, Victor Valembois
-Fronteras
étnicas en la conquista de Nicaragua y Nicoya, Eugenia Ibarra Rojas
-Costa Rica
en el siglo XVI:descubrimiento, exploración y conquista, Juan Carlos Solórzano,
Claudia Quirós Vargas
-Garcimuñoz:la
ciudad que nunca murió:los primeros cien días de Costa Rica, Carlos Molina
Montes de Oca
-Costa Rica
en el siglo XVI:De las sociedades cacicales a la sociedad colonial, Eugenia
Ibarra Rojas, Elizet Payne Iglesias
-Apuntes
sobre Geografía Histórica de Costa Rica, Cleto González Víquez
-Pedrarias
Dávila, la ira de Dios, Oscar Castro Vega
-Elementos
de historia de Costa Rica:1502-1856, Francisco Montero Barrantes
-1515 Keizer Karel V in het museum van de stad Brussel
-Wereldwijzer
reisgids Costa Rica, Arno Luft
-Etapas de
la Conquista de Costa Rica, Margarita Álvarez
-La
conquista de Costa Rica:primera y segunda etapas (1502-1574), Eduardo Alberto
Martínez Ocampo