sábado, 29 de febrero de 2020

Brussel in Costa Rica / Bruselas en Costa Rica Brussels in Costa Rica / Bruxelles au Costa Rica


Op 12 oktober 1492 komt de Italiaanse ontdekkingsreiziger Christoffel Columbus, varende onder de Spaanse vlag, aan bij een eiland dat hij San Salvador noemt. Over welk eiland het precies gaat bestaat  nog altijd twijfel maar vast staat dat het één van de Bahama-eilanden moet geweest zijn. Omdat Columbus dacht in Indië te zijn, noemt hij de inwoners indianen. Daarna bezoekt hij nog enkele eilanden in de buurt en komt hij aan op Cuba. Later bereikt hij Hispaniola, waar Haïti en de Dominicaanse Republiek nu liggen en zet hij de eerste nederzetting neer in de ‘Nieuwe Wereld’.
Tien jaar later komt Columbus tijdens zijn vierde en laatste reis op 18 september 1502 voor het eerst op het grondgebied van het huidige Costa Rica. Hij landt op het rotseilandje La Isla Uvita voor de kust van het huidige Puerto Limón. Gedurende de 17 dagen dat hij daar verblijft, gaat hij verschillende keren naar het vasteland om kennis te maken met de bewoners en geschenken uit te wisselen. In tegenstelling tot andere delen van Amerika waar één centrale indianenstam het ganse gebied controleerde, opereerden er toen op het grondgebied van het huidige Costa Rica diverse stammen die elk hun eigen territorium verdedigden.  Op het schiereiland Nicoya en in Guanacaste waren de Chorotega’s gevestigd, een groep indianen die afstamden van de Maya’s uit Mexico. Langs de Atlantische kust vestigden zich de Huetares die oorspronkelijk van de Caribische eilanden kwamen en de Brunca’s uit de Andes kwamen in het zuiden terecht. Het zou daarom heel lang duren vooraleer de Spanjaarden dit gebied konden veroveren. Door de vele gouden geschenken die Columbus van de bewoners bij Limón kreeg, zou de naam Costa Rica ontstaan zijn. Toen al snel duidelijk werd dat er veel minder goud en kruiden voorradig waren dan gedacht, werd aanvankelijk de aandacht verlegd naar Panama. Columbus overlijdt in 1506. De ontdekkingsreiziger heeft nooit geweten dat hij niet in Indië maar wel in Amerika was geweest.
Op 1 januari 1519 reisden Hernán Ponce de León en Juan de Castañeda langs de Costa Ricaanse kust maar ontscheepten niet. Onderweg ontdekten ze de Golf van Dulce en de Golf van Nicoya die ze Golfo de Orotina of Golfo de San Lúcar noemden.
In 1522 reisde Andres Niño langs de Pacifische kust van Burica tot Caldera en later naar Nicaragua.
Gil González Dávila begon zijn reis in hetzelfde jaar over land langs de zuidoostkust van Costa Rica naar het dorp Abancari in het huidige kanton Puntarenas. Hij bezocht ook  Caldera. Hij ging verder naar de oevers van de Golf van Nicoya, Diriá (Santa Cruz) en noordwaarts naar Nicaragua. Uiteindelijk keerde hij terug naar Caldera.
In 1523 vertrok Francisco Hernández de Córdoba in opdracht van Pedrarias Dávila, de gouverneur van Panama op expeditie. Hij reisde over land, altijd in de buurt van de Pacifische kust. Tijdens zijn reis stichtte hij in januari of februari 1524 de stad Brussel. Over de juiste ligging van deze stad zijn de historici het nog niet helemaal eens. Volgens de ene lag de stad aan de zuidkust van het schiereiland Nicoya, tegenover het eiland Chira. Volgens de andere aan de oostkust van de Golf, ten noorden van Puntarenas. Nog anderen situeren de stad tussen de rivieren Aranjuez en Guacimal of in een landstreek die door indianen Brutina, Orotiña of Orotina werd genoemd. Brussel was in elk geval de allereerste nederzetting door de Spanjaarden gesticht op het grondgebied van het huidige Costa Rica.  Tot 1824 viel het territorium van Nicoya nog onder de jurisdictie van Nicaragua.
Francisco Hernández de Córdoba gaf de stad de naam Brussel ter ere van Keizer Karel of Karel V die zich sinds 23 januari 1516, na het overlijden van Ferdinand van Aragon, de titel van Koning van Spanje had toegeëigend.  Keizer Karel was wel geboren in Gent maar gedurende de 40 jaren van zijn bewind verbleef hij het meest in Brussel. Daar werd hij in de Sint-Goedele kerk op 13 en 14 maart 1516 ook plechtig  uitgeroepen tot koning van Spanje en ging voortaan over dat land regeren als koning Karel I.
De stad in Costa Rica was echter in niets te vergelijken met de huidige Europese hoofdstad. Het was een verzameling van boerderijen die regelmatig werden overvallen door indianen. Er was een burgemeester, een jurist, een gerechtsdienaar en vijf gemeenteraadsleden.  Hier functioneerde het eerste door de bewoners gekozen gemeentebestuur. Tijdens zijn bezoek in 1984 aan België verwees president Luis Albert Monge hiernaar door te verklaren : “Met de naam Brussel hebben wij voor het eerst de Costa Ricaanse democratie ingeluid”. Naast een dertigtal Spanjaarden werd de stad voornamelijk bevolkt door een duizendtal indianen die de zeer vruchtbare aarde in de omgeving bewerkten.  De meesten werden niet alleen gedwongen om te werken op de plantages maar tevens de Spaanse taal, religie en gewoonten over te nemen.
De stad Brussel was echter een kort leven beschoren. Enerzijds was het niet wat de Spanjaarden ervan verwachtten. Nergens was er een waterverbinding te vinden met het meer van Nicaragua. Er was een gebrek aan edelmetalen zoals goud en zilver. De Spanjaarden leefden van de goede oogst en van de jacht maar niemand was naar Amerika gekomen met het idee om te gaan boeren. Tussen januari en februari 1526 werd de stad voor de eerste keer ontruimd. En dit op bevel van zijn stichter  Francisco Hernández de Córdoba die in strijd was geraakt met gouverneur Pedrarias Dávila. Na de overwinning van deze laatste werd door hem het bevel gegeven om de stad Brussel opnieuw te bevolken. In 1527 werd de provincie Nicaragua gesticht en hiermee ontstond een nieuwe tweestrijd, deze keer tussen de nieuwe gouverneur van Panama, Pedro de los Rios en deze van Honduras, Diego López de Salcedo. Deze laatste vreesde dat de stad Brussel, die hem niet erkende als gouverneur, alle bevelen uit Panama ging opvolgen, en gaf daarom opdracht de stad opnieuw te ontruimen. Andrés de Garabito, één van de stichters en oud burgemeester van de stad voerde de opdracht uit. Dit was het definitieve einde van Brussel in april 1529. Na het vertrek van de Spanjaarden viel de nederzetting in handen van de indianen.  
Vandaag is er niets meer terug te vinden van het oorspronkelijke Brussel. In het kanton Puntarenas in het district Pitahaya bestaat er wel sinds 1988 op de Ruta Nacional 604 een wijk met de naam Villa Bruselas. De plaatselijke school heeft dezelde naam en telt volgens haar website 58 leerlingen in de basisschool en 15 peuters. In de enkele straten staan enkele bescheiden woningen en er is een kerk.
Christoffel Columbus ontscheept op het eiland San Salvador
Cristóbal Colón llega a la isla San Salvador
Christopher Columbus arrives at the Island San Salvador
Christophe Colomb arrive sur l'île San Salvador
(illustratie/ilustracion/illustration : Luc De Decker)
Expediciones costeras y al anterior de Costa Rica, ciudades fundadas en el siglo XVI. Pacifico Norte.
Kust- en eerdere expedities van Costa Rica, steden gesticht in de zestiende eeuw, Noord-Pacific.
Coastal and previous expeditions of Costa Rica, cities founded in the 16th century, North Pacific
Expéditions côtières et précédentes du Costa Rica, villes fondées au XVIe siècle. Pacifique Nord.
(Map/mapa/carte:Eduardo Castillo)

Bruselas en Costa Rica

El 12 de octubre de 1492, el explorador italiano Cristóbal Colón, navegando bajo la bandera española, llega a una isla que él llama San Salvador. Todavía hay dudas sobre qué isla es,  pero seguramente es una de las islas Bahamas. Como Colón pensó que estaba en la India, llama a los habitantes indios. Luego visita algunas islas de la zona y llega a Cuba. Más tarde llega a Hispaniola, donde ahora se encuentran Haití y la República Dominicana, y establece el primer asentamiento en el "Nuevo Mundo".
Diez años después, en su cuarto y último viaje, Colón llegó el 18 de septiembre de 1502 al territorio de la actual Costa Rica. Aterriza en la isla rocosa de La Isla Uvita, en la costa del actual Puerto Limón. Durante los 17 días que permanece allí, va varias veces al continente para conocer a los residentes e intercambiar regalos. A diferencia de otras partes de América donde una tribu india central controlaba toda el área, varias tribus operaban en el territorio de la actual Costa Rica, cada una defendiendo su propio territorio. En la península de Nicoya y en Guanacaste estaban los Chorotegas, un grupo de indios que descendían de los mayas de México. A lo largo de la costa atlántica se asentaron los Huetares que originalmente provenían de las islas del Caribe y el Brunca de los Andes que irián al sur. Por lo tanto, pasaría mucho tiempo antes de que los españoles pudieran conquistar esta área. Debido a los muchos regalos de oro que Colón recibió de los habitantes de Limón, nació el nombre de Costa Rica. Cuando pronto se hizo evidente que había mucho menos oro y especias en existencia de lo esperado, la atención se centró inicialmente en Panamá. Colón muere en 1506. El explorador nunca supo que no había estado en India sino en América.
El 1 de enero de 1519, Hernán Ponce de León y Juan de Castañeda recorrieron la costa costarricense pero no desembarcaron. En el camino descubrieron el Golfo Dulce y el de Nicoya, al cual llamaron Golfo de Orotina o de San Lúcar.
En 1522, Andres Niño recorrió el litoral pacifico desde Burica hasta Caldera y posteriormente, hacia Nicaragua.
Gil González Dávila comenzó su recorrido en el mismo año por tierra  a lo largo de la costa sureste de Costa Rica hasta la aldea de Abancari en el actual cantón de Puntarenas. También visitó Caldera. Continuó hasta las márgenes del Golfo de Nicoya, Diriá (Santa Cruz) y hacia el norte hasta Nicaragua. Finalmente regresó a Caldera.
En 1523, Francisco Hernández de Córdoba salió por orden de Pedrarias Dávila, el gobernador de Panamá en una expedición. Recorrió  el  territorio por vía terrestre, siempre cerca del litoral Pacífico. En su recorrido, fundó la Villa de Bruselas en enero o febrero de 1524. Los historiadores no están totalmente de acuerdo sobre la ubicación correcta de esta ciudad. Según uno de ellos, la ciudad estaba en la costa sur de la península de Nicoya, frente a la isla de Chira. Según los otros en la costa este del Golfo, al norte de Puntarenas, entre los ríos Aranjuez y Guacimal o en una región que los indios llamaron Brutina, Orotiña o Orotina. Bruselas fue, en cualquier caso, el primer asentamiento fundado por los españoles en el territorio de la actual Costa Rica. Hasta 1824, el territorio de Nicoya todavía estaba bajo la jurisdicción de Nicaragua.   
Francisco Hernández de Córdoba nombró la ciudad de Bruselas en honor de Carlos V, quién, desde el 23 de enero de 1516, después de la muerte de Fernando de Aragón, se había apropiado del título de Rey de España. Carlos V nació en Gante pero pasó durante los 40 años de su reinado ( la mayor parte de su tiempo) en Bruselas. Allí fue proclamado solemnemente rey de España en la iglesia de San Gudula el 13 y 14 de marzo de 1516 y comenzó a gobernar ese país como el rey Carlos I.
Sin embargo, la ciudad de Costa Rica no se puede comparar con la actual capital europea. Era una colección de granjas que regularmente eran allanadas por indios. Había un alcalde, un abogado, un alguacil y cinco concejales. El primer consejo municipal elegido por los residentes funcionó aquí. Durante su visita a Bélgica en 1984, el presidente Luis Alberto Monge se refirió a esto diciendo: "Con el nombre de Bruselas estrenamos la democracia costarricense". Además de unos treinta españoles, la ciudad estaba poblada principalmente por mil indios que trabajaban en el suelo muy fértil de la zona. La mayoría no sólo se vió obligada a trabajar en las plantaciones, sino también a adoptar el idioma, la religión y las costumbres españolas.
Sin embargo, la ciudad de Bruselas  fue de corta duración. Por un lado, no era lo que esperaban los españoles. En ninguna parte se pudo encontrar una conexión de agua con el lago de Nicaragua. Faltaban metales preciosos como el oro y la plata. Los españoles vivían de la buena cosecha y de la caza, pero nadie había venido a América para ir a ser campesino. La ciudad fue evacuada por primera vez entre enero y febrero de 1526. Y esto por orden de su fundador Francisco Hernández de Córdoba, quien había entrado en conflicto con el gobernador Pedrarias Dávila. Después de la victoria de este último, dió la orden de repoblar la ciudad de Bruselas. La provincia de Nicaragua fue fundada en 1527 y surgió una nueva batalla de dos vías, esta vez entre el nuevo gobernador de Panamá, Pedro de los Ríos y el de Honduras, Diego López de Salcedo. Este último temía que la ciudad de Bruselas, que no lo reconocía como gobernador, siguiera todas las órdenes de Panamá, y por lo tanto ordenó que la ciudad fuera evacuada nuevamente. Andrés de Garabito, uno de los fundadores y ex alcalde de la ciudad, llevó a cabo la tarea. Este fue el final definitivo de Bruselas en abril de 1529. A la salida de los españoles, el asentamiento cayó en manos de los indios.
Hoy no queda nada del Bruselas original. En el cantón de Puntarenas, en el distrito de Pitahaya, hay un barrio en la Ruta Nacional 604 desde 1988 llamado Villa Bruselas. La escuela local tiene el mismo nombre y, según su sitio web, cuenta con 58 alumnos de primaria y 15 niños pequeños. En las pocas calles hay algunas casas modestas y hay una iglesia.

De munteenheid van Nicaragua is de Córdoba, vernoemd naar Francisco Hernández de Córdoba
La moneda de Nicaragua es la Córdoba, que lleva el nombre de Francisco Hernández de Córdoba
The currency of Nicaragua is the Córdoba, named after Francisco Hernández de Córdoba
La monnaie du Nicaragua est la Cordoue, du nom de  Francisco Hernández de Córdoba
(Foto/Photo : Sampoma Gmbh, Andreas Jany)
Francisco Hernández de Córdoba was ook nog de stichter van de steden Leon en Granada in Nicaragua.
Francisco Hernández de Córdoba también fue el fundador de las ciudades de Léon y Granada en Nicaragua.
Francisco Hernández de Córdoba was also the founder of  the cities of Leon and Granada in Nicaragua.
 Francisco Hernández de Córdoba a également été le fondateur des villes de Leon et de Granade au Nicaragua 
(postzegel gescand door/sello escaneado por/postage stamp scanned by/tampon scanné par James J. Peterka)
Karel V/Carlos V/Charles V 
(illustratie/ilustracion/illustration : Luc De Decker)

Brussels in Costa Rica

On October 12, 1492, the Italian explorer Christopher Columbus, sailing under the Spanish flag, arrives at an island that he calls San Salvador. There is still some doubt about which island it is, but it is certain that it must have been one of the Bahama Islands. Because Columbus thought he was in India, he calls the inhabitants Indians. He then visits a few islands in the area and arrives in Cuba. He later reaches Hispaniola, where Haiti and the Dominican Republic are now, and set up the first settlement in the "New World."
Ten years later, on his fourth and final voyage on September 18, 1502, Columbus arrived in the territory of present-day Costa Rica. It lands on the rock island of La Isla Uvita off the coast of today's Puerto Limón. During the 17 days that he stays there, he goes to the mainland several times to get to know the residents and exchange gifts. Unlike other parts of America where one central Indian tribe controlled the entire area, various tribes were operating on the territory of present-day Costa Rica, each defending its own territory. On the Nicoya peninsula and in Guanacaste were the Chorotegas, a group of Indians who descended from the Mayans from Mexico. Along the Atlantic coast settled the Huetares that originally came from the Caribbean islands and the Brunca from the Andes ended up in the south. It would therefore take a long time before the Spaniards could conquer this area. Because of the many golden gifts that Columbus received from the inhabitants of Limón, the name Costa Rica was born. When it soon became clear that there was much less gold and spices in stock than expected, the attention was initially shifted to Panama. Columbus dies in 1506. The explorer never knew that he had not been to India but to America.
On January 1, 1519, Hernán Ponce de León and Juan de Castañeda traveled along the Costa Rican coast but did not disembark. Along the way they discovered the Gulf of Dulce and the Gulf of Nicoya which they called Golfo de Orotina or Golfo de San Lúcar.
In 1522 Andres Niño traveled along the Pacific coast from Burica to Caldera and later to Nicaragua.
Gil González Dávila began his journey by land in the same year along the southeast coast of Costa Rica to the village of Abancari in the current canton of Puntarenas. He also visited Caldera. He continued to the shores of the Gulf of Nicoya, Diriá (Santa Cruz) and north to Nicaragua. Finally he returned to Caldera.
In 1523, Francisco Hernández de Córdoba departed on behalf of Pedrarias Dávila, the governor of Panama on an expedition. He traveled by land, always near the Pacific coast. During his journey he founded the city of Brussels in January or February 1524. The historians do not fully agree on the correct location of this city. According to one, the city was on the south coast of the Nicoya Peninsula, opposite the island of Chira. According to the others on the east coast of the Gulf, north of Puntarenas, between the Aranjuez and Guacimal rivers or in a region that the Indians called Brutina, Orotiña or Orotina. Brussels was in any case the very first settlement founded by the Spaniards on the territory of present-day Costa Rica. Until 1824, the territory of Nicoya was still under the jurisdiction of Nicaragua.
Francisco Hernández de Córdoba named the city of Brussels in honor of Charles V, who, since January 23, 1516, after the death of Ferdinand of Aragon, had appropriated the title of King of Spain. Charles V was born in Ghent, but he spent most of his time in Brussels during the 40 years of his reign. There he was solemnly proclaimed king of Spain in the St Gudula church on March 13 and 14, 1516 and began to rule over that country as King Charles I.
However, the city in Costa Rica could not be compared with the current European capital. It was a collection of farms that were regularly raided by Indians. There was a mayor, a lawyer, a bailiff and five city councilors. The first municipal council chosen by the residents functioned here. During his visit to Belgium in 1984, President Luis Albert Monge referred to this by saying: "With the name Brussels we have ushered in Costa Rican democracy for the first time". In addition to some thirty Spaniards, the city was mainly populated by a thousand Indians who worked the very fertile soil in the area. Most were not only forced to work on the plantations but also to adopt the Spanish language, religion and customs.
However, the city of Brussels was short-lived. On the one hand, it was not what the Spaniards expected. Nowhere could a water connection be found with Lake Nicaragua. There was a lack of precious metals such as gold and silver. The Spaniards lived from the good harvest and from the hunt, but nobody had come to America with the idea of ​​farming. The city was evacuated for the first time between January and February 1526. And this by order of his founder Francisco Hernández de Córdoba who had come into conflict with Governor Pedrarias Dávila. After the latter's victory, he gave the order to repopulate the city of Brussels. The province of Nicaragua was founded in 1527 and this created a new battle, this time between the new governor of Panama, Pedro de los Rios and that of Honduras, Diego López de Salcedo. The latter feared that the city of Brussels, which did not recognize him as governor, would follow all orders from Panama, and therefore ordered the city to be evacuated again. Andrés de Garabito, one of the founders and former mayor of the city, carried out the assignment. This was the definitive end of Brussels in April 1529. After the departure of the Spaniards, the settlement fell to the Indians.
Today there is nothing left of the original Brussels. In the canton of Puntarenas in the district of Pitahaya there is a neighborhood on the Ruta Nacional 604 since 1988 called Villa Bruselas. The local school has the same name and according to its website counts 58 primary school pupils and 15 toddlers. In the few streets there are some modest houses and there is a church.
                                                          CALDERA
Bruxelles au Costa Rica
Le 12 octobre 1492, l'explorateur italien Christophe Colomb, naviguant sous pavillon espagnol, arrive sur une île qu'il appelle San Salvador. Il y a encore un doute sur quelle île c’est, mais il est certain qu'elle devait être l'une des îles Bahama. Parce que Columbus pensait qu'il était en Inde, il appelle les habitants Indiens. Il visite ensuite quelques îles de la région et arrive à Cuba. Il atteint plus tard Hispaniola, où se trouvent maintenant Haïti et la République dominicaine, et installe la première colonie dans le "Nouveau Monde".
Dix ans plus tard, lors de son quatrième et dernier voyage, le 18 septembre 1502, Columbus arrive sur le territoire de l'actuel Costa Rica. Il atterrit sur l'île rocheuse de La Isla Uvita au large de la côte actuelle de Puerto Limón. Pendant les 17 jours qu'il y séjourne, il se rend plusieurs fois sur le continent pour connaître les habitants et échanger des cadeaux. Contrairement à d'autres parties de l'Amérique où une tribu indienne centrale contrôlait toute la zone, diverses tribus opéraient sur le territoire de l'actuel Costa Rica, chacune défendant son propre territoire. Sur la péninsule de Nicoya et à Guanacaste se trouvaient les Chorotegas, un groupe d'Indiens descendus des Mayas du Mexique. Le long de la côte atlantique se sont installés les Huetares originaires des îles des Caraïbes et les Brunca des Andes se sont retrouvées dans le sud. Il faudrait donc beaucoup de temps avant que les Espagnols ne puissent conquérir cette zone. En raison des nombreux cadeaux en or que Christophe Colomb a reçus des habitants de Limón, le nom Costa Rica est né. Quand il est vite devenu évident qu'il y avait beaucoup moins d'or et d'épices en stock que prévu, l'attention a d'abord été portée sur le Panama. Columbus décède en 1506. L'explorateur n'a jamais su qu'il n'était pas allé en Inde mais en Amérique.
Le 1er janvier 1519, Hernán Ponce de León et Juan de Castañeda ont voyagé le long de la côte costaricienne mais n'ont pas débarqué. En chemin, ils ont découvert le golfe de Dulce et le golfe de Nicoya qu'ils ont appelé Golfo de Orotina ou Golfo de San Lúcar.
En 1522, Andres Niño a voyagé le long de la côte du Pacifique de Burica à Caldera et plus tard au Nicaragua.
Gil González Dávila a commencé son voyage par voie terrestre la même année le long de la côte sud-est du Costa Rica jusqu'au village d'Abancari dans l'actuel canton de Puntarenas. Il a également visité Caldera. Il a continué vers les rives du golfe de Nicoya, Diriá (Santa Cruz) et au nord jusqu'au Nicaragua. Enfin, il est retourné à Caldera.
En 1523, Francisco Hernández de Córdoba part au nom de Pedrarias Dávila, le gouverneur du Panama en expédition. Il voyageait par voie terrestre, toujours près de la côte Pacifique. Au cours de son voyage, il fonde la ville de Bruxelles en janvier ou février 1524. Les historiens ne sont pas entièrement d'accord sur l'emplacement correct de cette ville. Selon l'un, la ville se trouvait sur la côte sud de la péninsule de Nicoya, en face de l'île de Chira. Selon les autres sur la côte est du golfe, au nord de Puntarenas, entre les fleuves Aranjuez et Guacimal ou dans une région que les Indiens appelaient Brutina, Orotiña ou Orotina. Bruxelles était en tout cas la toute première colonie fondée par les Espagnols sur le territoire de l'actuel Costa Rica. Jusqu'en 1824, le territoire de Nicoya était toujours sous la juridiction du Nicaragua.
Francisco Hernández de Córdoba a nommé la ville de Bruxelles en l'honneur de Charles V qui, depuis le 23 janvier 1516, après la mort de Ferdinand d'Aragon, s'était approprié le titre de roi d'Espagne. Charles V est né à Gand, mais il a passé la plupart de son temps à Bruxelles pendant les 40 ans de son règne. Là, il a été solennellement proclamé roi d'Espagne dans l'église St Gudula les 13 et 14 mars 1516 et a commencé à régner sur ce pays en tant que roi Charles I.
Cependant, la ville du Costa Rica n'a pas pu être comparée à la capitale européenne actuelle. C'était une collection de fermes qui étaient régulièrement pillées par les Indiens. Il y avait un maire, un avocat, un huissier et cinq conseillers municipaux. Le premier conseil municipal choisi par les résidents a fonctionné ici. Durant sa visite à la Belgique en 1984, le président Luis Albert Monge y a fait référence en déclarant: "C’est avec le nom Bruxelles qu’a commencé la démocratie costaricienne". En plus d'une trentaine d'Espagnols, la ville était principalement peuplée d'un millier d'Indiens qui travaillaient le sol très fertile de la région. La plupart ont été contraints non seulement de travailler dans les plantations mais aussi d'adopter la langue, la religion et les coutumes espagnoles.
Cependant, la ville de Bruxelles a été de courte durée. D'une part, ce n'était pas ce que les Espagnols attendaient. Nulle part un raccordement à l'eau n'a pu être trouvé avec le lac Nicaragua. Il y avait un manque de métaux précieux tels que l'or et l'argent. Les Espagnols vivaient de la bonne récolte et de la chasse, mais personne n'était venu en Amérique avec l'idée de se dédier à l'agriculture. La ville est évacuée pour la première fois entre janvier et février 1526. Et ceci sur ordre de son fondateur Francisco Hernández de Córdoba qui était entré en conflit avec le gouverneur Pedrarias Dávila. Après la victoire de ce dernier, il a donné l'ordre de repeupler la ville de Bruxelles. La province du Nicaragua a été fondée en 1527 et cela a créé une nouvelle bataille, cette fois entre le nouveau gouverneur du Panama, Pedro de los Rios et celui du Honduras, Diego López de Salcedo. Ce dernier craignait que la ville de Bruxelles, qui ne le reconnaissait pas comme gouverneur, ne suive tous les ordres du Panama, et a donc ordonné l'évacuation de la ville. Andrés de Garabito, l'un des fondateurs et ancien maire de la ville, a effectué la mission. Ce fut la fin définitive de Bruxelles en avril 1529. Après le départ des Espagnols, la colonie tomba entre les mains des Indiens.
Aujourd'hui, il ne reste plus rien de Bruxelles d'origine. Dans le canton de Puntarenas, dans le district de Pitahaya, il y a un quartier sur la Ruta Nacional 604 depuis 1988 sous le nom de Villa Bruselas. L'école locale porte le même nom et, selon son site Web, compte 58 élèves du primaire et 15 tout-petits. Dans les quelques rues, il y a des maisons modestes et une église.



  
Villa de Bruselas vandaag/hoy/today/aujourd'hui

Bronnen/Fuentes/Sources:
-En busca de la villa Bruselas, la de Bélgica, confrontada con la de Costa Rica, en el siglo XVI, Victor Valembois
-Costa Rica y Bélgica, 150 años / Costa Rica en België, 150 jaar / Le Costa Rica et la Belgique, 150 ans, Victor Valembois
-Fronteras étnicas en la conquista de Nicaragua y Nicoya, Eugenia Ibarra Rojas
-Costa Rica en el siglo XVI:descubrimiento, exploración y conquista, Juan Carlos Solórzano, Claudia Quirós Vargas
-Garcimuñoz:la ciudad que nunca murió:los primeros cien días de Costa Rica, Carlos Molina Montes de Oca
-Costa Rica en el siglo XVI:De las sociedades cacicales a la sociedad colonial, Eugenia Ibarra Rojas, Elizet Payne Iglesias
-Apuntes sobre Geografía Histórica de Costa Rica, Cleto González Víquez
-Pedrarias Dávila, la ira de Dios, Oscar Castro Vega
-Elementos de historia de Costa Rica:1502-1856, Francisco Montero Barrantes
-1515 Keizer Karel V in het museum van de stad Brussel
-Wereldwijzer reisgids Costa Rica, Arno Luft
-Etapas de la Conquista de Costa Rica, Margarita Álvarez
-La conquista de Costa Rica:primera y segunda etapas (1502-1574), Eduardo Alberto Martínez  Ocampo








lunes, 3 de febrero de 2020

Cementerio General en San José es 175 años - Cementerio General in San José bestaat 175 jaar / Cementerio General in San José exists for 175 years / Cementerio General à San José existe depuis 175 ans


Cementerio General en San José es 175 años
En la ciudad de San José una de las visitas emblemáticas para disfrutar con la arquitectura funeraria es el Cementerio General de la capital de Costa Rica.  Es el camposanto más grande del país, con nueve hectáres y también el más valioso. Imponentes edificaciones como predios, bóvedas y mausoleos de tendencias arquitectónicas (neoclásica, neocolonial, neogótica, ecléctica, egipcia) sustentan el mérito que se le confiere a este sitio. Además, el lugar resguarda gran cantidad de obras escultóricas. Entre estas, hay piezas de bronce, piedra y mármol de artistas costarricenses, las cuales son baluartes de la plástica nacional de la segunda mitad del siglo XIX y la primera mitad del siglo XX. Es casi un museo al aire libre que merece la pena conocer. Por su paisaje, su gran valía simbólica, histórica, artistica y arquitectónica, fue declarado desde el año 2000 “Patrimonio Histórico y Arquitectónico de Costa Rica”.
Creado en 1845 y asentado en el lugar actual desde 1862, el Cementerio General es un terreno propiedad de la Junta de Proteccíon Social. En el camposanto reposan los restos de personajes ilustres, como expresidentes de la República, políticos, educadores, científicos, escritores, músicos,pintores y religiosos en sus tumbas roadeados de una belleza artística, donde se destacan pequeñas capillas, belas esculturas religiosas y mausoleos.
También hay algunos belgas enterrados o personas relacionadas con Bélgica:
Juan Bautista Loots Deblaes (1875-1929-Foto 2), de origen belga, creó la Escuela Militar de Bandas en San José, con el propósito de profesionalizar a los músicos. A la vez se interesó en el mejoramiento de las condiciones sociales y económicas de sus integrantes. Ubicación de la tumba: el mausoleo  13 cuadro dos ampliación Oeste, Lado Norte, Línea tercera,  propiedad 2615.
Marcial Fallas Dias (1899-1956). En 1921 se trasladó a Bélgica para cursar estudios en la Facultad de Medicina de la Universidad de Bruselas, graduándose en 1927. Fue médico oficial en los cantones de Desamparados y Aserrí. La Clinica del Seguro Social de Desamparados lleva su nombre.
Carlos Sáenz Herrera (1910-1980-Foto 3). Nació en Bruselas, Bélgica. En 1934 se graduó de Doctor en Medicina en la Universidad Libre de Bruselas. Fue Jefe de la Sección de Pediatría del Hospital San Juan de Dios. Ubicación de la tumba: propiedad  6449, mausoleo central este, cuadro tres ampliación oeste, lado este, línea segunda.
Lesmes Jiménez Bonnefil (1860-1917). Estudió en Francia y luego pasó a Bélgica a formarse como ingeniero de construcciones civiles y mecánicas en la Universidad Católica de Lovaina. Fue uno de los primeros costarricenses en graduarse en el campo del diseño arquitectónico.
Rafael Calderón Muñoz (1869-1943-Foto 4). En 1897 obtuvo el título de doctor en medicina, cirugía y obstetricia en la Universidad de Lovaina en Bélgica. Prestó sus servicios en el Hospital San Juan de Dios. Fue uno de los fundadores del Partido Unión Demócrata, de corte conservador católico. Está enterrado en la tumba familiar de su hijo Rafael Ángel Calderón Guardia. Ubicación de la tumba: propiedad 1553, mausoleo 1 sub, cuadro secc exterior, lado  oeste, línea adic sur.
Rafael Ángel Calderón Guardia (1900-1970-Foto 6). Su educación estuvo influida por la doctrina social de la Iglesia Católica y se graduó como médico en Bélgica. Se casó en Amberes en 1927 con doña Yvonne Clays Spoelders. Fue elegido como Presidente de la República por el Partido Republicano, para el período 1940-1944. Su gobierno promovió una serie de reformas y cambios en los campos social y cultural, lllevados a cabo con el apoyo de la Iglesia Católica y el Partido Vanguardia Popular. Ubicación de la tumba : a escasos 30 metros de la entrada principal del Cementerio en Avenida 10 a la derecha.
Ricardo Fernández Guardia (1867-1950) . Fue diplomático en Inglaterra, Alemania, Bélgica, Francia, España y Italia.
Vitalia Madrigal (1882-1927-Foto 7).  Se le considera una de las educadoras más brillantes con que ha contado el cuerpo docente nacional. Consagró su vida a la enseñanza y desde las aulas supo sembrar ideales de valor universal, como lo son la solidaridad humana, el amor, la comprensión hacia la niñez y el afán de progreso cultural. Su hermana Victoria, también maestra y sufragista, se casó con el belga René Van Huffel Dedobbeleer, un profesor de francés. Todos descansan en la misma tumba. Ubicación de la tumba : propiedad  1781, mausoleo 29 cuadro ampliación este , línea primera.  
Leonidas Pacheco Cabezas (1866-1934-Foto 8). Político y abogado costarricense. Desempeñó las funciones de Encargado de Negocios y Cónsul de Costa Rica en Bélgica entre los años 1907 a 1910. Se casó con la belga Felicia Licop Rouffiange. Ubicación de la tumba : propiedad 7, mausoleo  8, cuadro  sección exterior, lado este.
Aristide Romain Point  (1856-1917-Foto 10), de origen belga, instructor General del Ejercito de Costa Rica y Director General de Policia. Para obtener más información sobre esta persona, consulte nuestro artículo del 27/02/2019. Ubicación de la tumba: propiedad 110, mausoleo 38, lado oeste, cuadro sección exterior
Julio Fonseca Gutiérrez (1885-1950-Foto 11).  Destacado compositor y pianista, pilar en la composición musical.  En 1904, se traslada a Bruselas, Bélgica para estudiar en el conservatorio de esa ciudad. Su estadía académica en el Real Conservatorio de Bruselas se extendió hasta 1906, año en el que se ve afectado por una grave enfermedad pulmonar; motivo por el cual se vio obligado a regresar a Costa Rica. Fue profesor fundador del Conservatorio Nacional de Música, en 1942. Ubicación de la tumba : propiedad  1707, mausoleo  22,  cuadro soledad, lado sur, línea cuarta
El Cementerio General se encuentra en la calle 24 y 26 en la Avenida 10, a 8 minutos de la Catedral Metropolitana. Se puede entrar al cementerio sin coste alguno a lo largo de todo el año. Tiene un horario de 7 a 17 horas y se puede realizar la visita todos los días del año.
Foto 12-13 :  un busto de Johannes Gutenberg, quien fue el inventor de la imprenta moderna; el cual fue un obsequio de la colonia alemana residente en Costa Rica.
Foto 14: Pacífica Fernández de Castro, diseñó y confeccionó la primera bandera tricolor de Costa Rica
Foto 15: Rafael Iglesias Castro, expresidente de Costa Rica.
Foto 16-17: Manuel Maria de Peralta y Alfaro, un diplomático e historiador costarricense, se casó con la belga Jéhanne de Clérembault. Para obtener más información sobre esta persona, consulte nuestro artículo del 07/03/2019.
1
               23
4
Cementerio General’ in San José bestaat 175 jaar

Als je wil genieten van enkele architecturale hoogstandjes in de stad San José dan is een bezoek aan het ‘Cementerio General’  in de hoofdstad van Costa Rica een aanrader. Met negen hectare is het de grootste begraafplaats van het land en ook de meest waardevolle. Imposante gebouwen, gewelven en mausolea  in architecturale trends (neoklassiek, neokoloniaal, neogotisch, eclectisch, Egyptisch) ondersteunen de verdienste van deze site. Bovendien herbergt deze plaats een groot aantal kunstvoorwerpen. Hieronder  sculpturen van brons, steen en marmer van Costa Ricaanse kunstenaars uit de tweede helft van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw. Het is bijna een openluchtmuseum dat de moeite waard is om te kennen. Vanwege zijn landschap, zijn grote symbolische, historische, artistieke en architecturale waarde draagt het sinds het jaar 2000 de titel ‘Historisch en architecturaal erfgoed van Costa Rica’.
Opgericht in 1845 en sinds 1862 gevestigd op de huidige locatie is de algemene begraafplaats eigendom van de ‘Junta de Proteccíon Social’. Op de begraafplaats rusten illustere personen zoals voormalige presidenten van de Republiek, politici, opvoeders, wetenschappers, schrijvers, muzikanten, schilders en religieuzen in hun graven, omringd door artistieke schoonheid, waar kleine kapellen, prachtige religieuze sculpturen en mausolea opvallen.
Er liggen ook enkele Belgen begraven of mensen gerelateerd aan België :
Jean Baptiste Loots Deblaes (1875-1929-Foto 2), geboren in België, creëerde de ‘Escuela Militar de Bandas’ in San José met als doel musici te professionaliseren. Tegelijkertijd was hij geïnteresseerd in het verbeteren van de sociale en economische omstandigheden van zijn leden. Locatie van het graf : mausoleum 13 vak 2 west uitbreiding, noordkant, derde lijn, eigendom 2615.
Martial Fallas Díaz (1899-1956). In 1921 verhuisde hij naar België om te studeren aan de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit van Brussel, waar hij in 1927 afstudeerde. Hij was officieel arts in de kantons Desamparados en Aserrí. De ‘Clinica del Seguro Social’ van Desamparados draagt zijn naam.
Carlos Sáenz Herrera (1910-1980-Foto 3). Hij werd geboren in Brussel. In 1934 studeerde hij af als doctor in de geneeskunde aan de Vrije Universiteit van Brussel.   Hij stond aan het hoofd van de afdeling kindergeneeskunde in het ‘San Juan de Dios’ hospitaal. Locatie van het graf : pand 6449, mausoleum oost centraal, vak drie, uitbreiding west, oostzijde, tweede lijn.
Lesmes Jiménez Bonnefil (1860-1917). Hij studeerde in Frankrijk en ging vervolgens naar België om een opleiding te volgen als civiel en mechanisch bouwingenieur aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Hij was één van de eerste Costa Ricanen die afstudeerde op het gebied van architectonisch ontwerp.
Rafael Calderón Muñoz (1869-1943-Foto 4). In 1897 behaalde hij de titel van doctor in de geneeskunde, chirurgie en verloskunde aan de Universiteit van Leuven. Hij verleende zijn diensten aan het ‘San Juan de Dios’ hospitaal. Hij was één van de oprichters van de Democratische Unie, conservatief katholiek. Hij ligt begraven in het familiegraf van zijn zoon Rafael Ángel Calderón Guardia. Locatie van het graf : eigendom 1553, mausoleum 1 sub, buiten vak, westzijde, zuid lijn.   
Rafael Ángel Calderón Guardia (1900-1970-Foto 6). Zijn opleiding werd beïnvloed door de sociale leer van de katholieke kerk en hij studeerde af als arts in België. Hij huwde in 1927 in Antwerpen met de Belgische Yvonne Clays Spoelders. Hij werd door de Republikeinse partij tot president van de republiek gekozen voor de periode 1940-1944. Zijn regering bevorderde een reeks hervormingen en veranderingen op sociaal en cultureel  gebied, uitgevoerd met de steun van de katholieke kerk en de ‘Partido Vanguardia Popular’. Locatie van het graf : slechts 30 meter van de hoofdingang van de begraafplaats aan de ‘Avenida 10’ aan de rechterkant.
Ricardo Fernández Guardia (1867-1950). Hij was diplomaat in Engeland, Duitsland, België, Frankrjk, Spanje en Italië.
Vitalia Madrigal (1882-1927-Foto 7). Ze wordt beschouwd als één van de geniaalste leraressen die het onderwijzend personeel in Costa Rica gekend hebben. Zij wijdde haar leven aan lesgeven en wist vanuit de klas idealen van universele waarden na te streven zoals menselijke solidariteit, liefde, begrip voor de kindertijd en het verlangen naar culturele vooruitgang. Haar zus Victoria, ook lerares en suffragette, huwde de Belg René Van Huffel Dedobbeleer, een leraar Frans. Ze rusten alle drie in hetzelfde graf. Locatie van het graf : pand 1781, mausoleum 29 , vak uitbreiding oost, eerste lijn.
Leonidas Pacheco Cabezas (1866-1934-Foto 8). Costa Ricaans politicus en advocaat. Hij diende tussen 1907 en 1910 als zaakgelastigde en Consul van Costa Rica in België. Hij was getrouwd met de Belgische Felicia Licop Rouffiange. Locatie van het graf : eigendom 7, mausoleum 8, buiten vak, oostzijde. 
Aristide Romain Point  (1856-1917-Foto 10), geboren in België. Hij was algemeen instructeur van het Costa Ricaanse leger en algemeen directeur van de politie. Voor meer informatie over deze persoon verwijzen we naar ons artikel van 27/02/2019. Locatie van het graf : pand 110, mausoleum 38, westzijde, buiten vak.
Julio Fonseca Gutiérrez (1885-1950-Foto 11). Uitstekende componist en pianist, pijler in de muzikale compositie. In 1904 verhuisde hij naar Brussel om te studeren aan het conservatorium aldaar. Zijn academisch verblijf aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel duurde tot 1906, het jaar waarin hij getroffen werd door een ernstige longziekte en noodgedwongen diende terug te keren naar Costa Rica. Hij was één van de oprichters in 1942 van het Nationaal Muziek Conservatorium. Locatie van het graf : pand 1707, mausoleum 22, vak alleen, zuidzijde, vierde lijn.
De algemene begraafplaats is gelegen in Calle 24 en 26 in Avenida 10, ongeveer 8 minuten van de ‘Catedral Metropolitana’. De begraafplaats kan het hele jaar gratis bezocht worden., elke dag van het jaar van 7 tot 17 uur.
Foto 12-13: een borstbeeld van Johannes Gutenberg, de uitvinder van de moderne drukpers, wat een geschenk was van de Duitse kolonie in Costa Rica.
Foto 14: Pacífica Fernández de Castro, ontwierp en maakte de eerste driekleurige vlag van Costa Rica.
Foto 15: Rafael Iglesias Castro, voormalig president van Costa Rica.
Foto 16-17: Manuel Maria de Peralta y Alfaro, een Costa Ricaanse diplomaat en historicus.  Voor meer informatie over deze persoon verwijzen we naar ons artikel van 03/07/2019.
5

67

8
"Cementerio General" in San José exists for 175 years
If you want to enjoy some architectural highlights in the city of San José, a visit to the "Cementerio General" in the capital of Costa Rica is a must. With nine hectares, it is the largest cemetery in the country and also the most valuable. Impressive buildings, vaults and mausoleums in architectural trends (neoclassical, neo-colonial, neo-gothic, eclectic, Egyptian) support the merit of this site. Moreover, this place houses a large number of art objects. Below are sculptures of bronze, stone and marble from Costa Rican artists from the second half of the nineteenth and the first half of the twentieth century. It is almost an open-air museum that is worth knowing. Because of its landscape, its great symbolic, historical, artistic and architectural value, it has been entitled "Historical and Architectural Heritage of Costa Rica" since 2000.
Founded in 1845 and established at its current location since 1862, the general cemetery is owned by the "Junta de Proteccíon Social". The cemetery contains illustrious people such as former presidents of the Republic, politicians, educators, scientists, writers, musicians, painters and religious in their graves, surrounded by artistic beauty, where small chapels, beautiful religious sculptures and mausoleums stand out.
Some Belgians or people related to Belgium are also buried here:
Jean Baptiste Loots Deblaes (1875-1929-Photo 2), born in Belgium, created the "Escuela Militar de Bandas" in San José with the aim of professionalizing musicians. At the same time, he was interested in improving the social and economic conditions of his members. Location of the grave: mausoleum 13 box 2 west extension, north side, third line, property 2615.
Martial Fallas Díaz (1899-1956). In 1921 he moved to Belgium to study at the Faculty of Medicine of the University of Brussels, where he graduated in 1927. He was an official doctor in the cantons of Desamparados and Aserrí. The "Clinica del Seguro Social" from Desamparados bears his name.
Carlos Sáenz Herrera (1910-1980-Photo 3). He was born in Brussels. In 1934 he graduated as a doctor in medicine at the Free University of Brussels. He was head of the pediatrics department at the San Juan de Dios hospital. Location of the grave: building 6449, mausoleum east central, box three, extension west, east side, second line.
Lesmes Jiménez Bonnefil (1860-1917). He studied in France and then went to Belgium to study as a civil and mechanical construction engineer at the Catholic University of Leuven. He was one of the first Costa Ricans to graduate in the field of architectural design.
Rafael Calderón Muñoz (1869-1943-Photo 4). In 1897 he obtained the title of doctor in medicine, surgery and obstetrics at the University of Leuven. He provided his services to the "San Juan de Dios" hospital. He was one of the founders of the Democratic Union, a conservative Catholic. He is buried in the family grave of his son Rafael Ángel Calderón Guardia. Location of the grave: property 1553, mausoleum 1 sub, outside section, west side, south line.
Rafael Ángel Calderón Guardia (1900-1970-Photo 6). His education was influenced by the social doctrine of the Catholic Church and he graduated as a doctor in Belgium. He married in Antwerp in 1927 to the Belgian Yvonne Clays Spoelders. He was elected President of the Republic by the Republican Party for the period 1940-1944. His government promoted a series of social and cultural reforms and changes, with the support of the Catholic Church and the "Partido Vanguardia Popular". Location of the grave: only 30 meters from the main entrance of the cemetery on the "Avenida 10" on the right.
Ricardo Fernández Guardia (1867-1950). He was a diplomat in England, Germany, Belgium, France, Spain and Italy.
Vitalia Madrigal (1882-1927-Photo 7). She is considered to be one of the most brilliant teachers who have known the teaching staff in Costa Rica. She devoted her life to teaching and was able to pursue ideals of universal values ​​from the classroom, such as human solidarity, love, understanding of childhood and the desire for cultural progress. Her sister Victoria, also a teacher and suffragette, married the Belgian René Van Huffel Dedobbeleer, a language teacher (French). They all rest in the same grave. Location of the grave: building 1781, mausoleum 29, section expansion east, first line.
Leonidas Pacheco Cabezas (1866-1934-Photo 8). Costa Rican politician and lawyer. Between 1907 and 1910, he served as an agent and Consul of Costa Rica in Belgium. He was married to the Belgian Felicia Licop Rouffiange. Location of the grave: property 7, mausoleum 8, outside section, east side.
Aristide Romain Point (1856-1917-Photo 10), born in Belgium. He was general instructor of the Costa Rican army and general manager of the police. Location of the grave: building 110, mausoleum 38, west side, outside section.
Julio Fonseca Gutiérrez (1885-1950-Photo 11). Excellent composer and pianist, pillar in musical composition. In 1904 he moved to Brussels to study at the conservatory there. His academic stay at the Royal Conservatory of Brussels lasted until 1906, the year in which he was struck by a serious lung disease and was forced to return to Costa Rica. He was one of the founders of the National Music Conservatory in 1942. Location of the grave: building 1707, mausoleum 22, single section, south side, fourth line.
The general cemetery is located in Calle 24 and 26 in Avenida 10, about 8 minutes from the "Catedral Metropolitana". The cemetery can be visited free of charge throughout the year, every day of the year from 7 a.m. to 5 p.m.
Photo 12-13: a bust of Johannes Gutenberg, the inventor of the modern printing press, which was a gift from the German colony in Costa Rica.
Photo 14: Pacífica Fernández de Castro, designed and made the first tricolor flag of Costa Rica.
Photo 15: Rafael Iglesias Castro, former president of Costa Rica.
Photo 16-17: Manuel Maria de Peralta y Alfaro, a Costa Rican diplomat and historian.
9

1011
1213
"Cementerio General" à San José existe depuis 175 ans
Si vous voulez profiter de quelques points forts architecturaux de la ville de San José, une visite au "Cementerio General" dans la capitale du Costa Rica est fortement recommandé. Avec neuf hectares, c'est le plus grand cimetière du pays et aussi le plus précieux. Des bâtiments, des voûtes et des mausolées impressionnants dans les tendances architecturales (néoclassique, néo-colonial, néo-gothique, éclectique, égyptien) soutiennent le mérite de ce site. De plus, ce lieu abrite un grand nombre d'objets d'art. Ci-dessous, des sculptures de bronze, de pierre et de marbre d'artistes costaricains de la seconde moitié du XIXe et de la première moitié du XXe siècle. C'est presque un musée en plein air qui mérite d'être connu. En raison de son paysage, de sa grande valeur symbolique, historique, artistique et architecturale, il est intitulé "Patrimoine historique et architectural du Costa Rica" depuis 2000.
Fondé en 1845 et établi à son emplacement actuel depuis 1862, le cimetière général appartient à la "Junta de Proteccíon Social". Le cimetière contient des personnes illustres telles que d'anciens présidents de la République, des politiciens, des éducateurs, des scientifiques, des écrivains, des musiciens, des peintres et des religieux dans leurs tombes, entourés de beauté artistique, où se distinguent de petites chapelles, de belles sculptures religieuses et des mausolées.
Il y a aussi des Belges enterrés ou des personnes liées à la Belgique:
Jean Baptiste Loots Deblaes (1875-1929), né en Belgique, a créé la "Escuela Militar de Bandas" à San José dans le but de professionnaliser les musiciens. Parallèlement, il souhaitait améliorer les conditions sociales et économiques de ses membres. Emplacement de la tombe: mausolée 13 boîte 2, extension ouest, côté nord, troisième ligne, propriété 2615.
Martial Fallas Díaz (1899-1956). En 1921, il s'installe en Belgique pour étudier à la Faculté de médecine de l'Université de Bruxelles, où il obtient son diplôme en 1927. Il était médecin officiel dans les cantons de Desamparados et Aserrí. La "Clinica del Seguro Social" de Desamparados porte son nom.
Carlos Sáenz Herrera (1910-1980). Il est né à Bruxelles. En 1934, il obtient son diplôme de docteur en médecine à l'Université libre de Bruxelles. Il était chef du service de pédiatrie de l'hôpital de San Juan de Dios. Emplacement de la tombe: bâtiment 6449, mausolée centre-est, section trois, extension ouest, côté est, deuxième ligne.
Lesmes Jiménez Bonnefil (1860-1917). Il a étudié en France puis s'est rendu en Belgique pour étudier en tant qu'ingénieur civil et mécanique à l'Université catholique de Louvain. Il a été l'un des premiers costaricains à obtenir un diplôme dans le domaine de la conception architecturale.
Rafael Calderón Muñoz (1869-1943). En 1897, il obtient le titre de docteur en médecine, chirurgie et obstétrique à l'Université de Louvain. Il a fourni ses services à l'hôpital "San Juan de Dios". Il était l'un des fondateurs de l'Union démocratique, un catholique conservateur. Il est enterré dans la tombe familiale de son fils Rafael Ángel Calderón Guardia. Emplacement de la tombe: propriété 1553, sous-mausolée 1, section extérieure, côté ouest, ligne sud.
Rafael Ángel Calderón Guardia (1900-1970-Photo 6). Son éducation a été influencée par la doctrine sociale de l'Église catholique et il a obtenu son diplôme de médecin en Belgique. Il s'est marié à Anvers en 1927 avec la belge Yvonne Clays Spoelders. Il a été élu président de la République par le Parti républicain pour la période 1940-1944. Son gouvernement a promu une série de réformes et de changements sociaux et culturels, réalisés avec le soutien de l'Église catholique et de la "Partido Vanguardia Popular". Emplacement de la tombe: à seulement 30 mètres de l'entrée principale du cimetière sur la "Avenida 10" à droite.
Ricardo Fernández Guardia (1867-1950). Il était diplomate en Angleterre, en Allemagne, en Belgique, en France, en Espagne et en Italie.
Vitalia Madrigal (1882-1927-Photo 7). Elle est considérée comme l'une des enseignantes les plus brillantes qui ait connu le personnel enseignant du Costa Rica. Elle a consacré sa vie à l'enseignement et a pu poursuivre des idéaux de valeurs universelles en classe tels que la solidarité humaine, l'amour, la compréhension de l'enfance et le désir de progrès culturel. Sa sœur Victoria, également enseignante et suffragette, a épousé le belge René Van Huffel Dedobbeleer, professeur de français. Ils reposent tous dans la même tombe. Emplacement de la tombe: bâtiment 1781, mausolée 29, agrandissement de la section est, première ligne.
Leonidas Pacheco Cabezas (1866-1934-Photo 8). Homme politique et avocat costaricien. Entre 1907 et 1910, il a été chargé d’affaires et consul du Costa Rica en Belgique. Il était marié à la belge Felicia Licop Rouffiange. Emplacement de la tombe: propriété 7, mausolée 8, partie extérieure, côté est.
Aristide Romain Point (1856-1917-Photo 10), né en Belgique. Il a été instructeur général de l'armée costaricienne et directeur général de la police. Emplacement de la tombe: bâtiment 110, mausolée 38, côté ouest, section extérieure.
Julio Fonseca Gutiérrez (1885-1950-Photo 11). Excellent compositeur et pianiste, pilier de la composition musicale. En 1904, il s'installe à Bruxelles pour y étudier au conservatoire. Son séjour académique au Conservatoire Royal de Bruxelles a duré jusqu'en 1906, année au cours de laquelle il a été frappé par une grave maladie pulmonaire et contraint de retourner au Costa Rica. Il a été l'un des fondateurs du Conservatoire national de musique en 1942. Emplacement de la tombe: bâtiment 1707, mausolée 22, section unique, côté sud, quatrième ligne.
Le cimetière général est situé dans les Calle 24 et 26 de l'Avenida 10, à environ 8 minutes de la "Catedral Metropolitana". Le cimetière peut être visité gratuitement toute l'année, tous les jours de 7h à 17h.
Photo 12-13: un buste de Johannes Gutenberg, l'inventeur de l'imprimerie moderne, qui était un cadeau de la colonie allemande du Costa Rica.
Photo 14: Pacífica Fernández de Castro, a conçu et réalisé le premier drapeau tricolore du Costa Rica.
Photo 15: Rafael Iglesias Castro, ancien président du Costa Rica.
Photo 16-17: Manuel Maria de Peralta y Alfaro, diplomate et historien costaricien.
1415
1617
Fuentes/Bronnen/Sources:
Recorra la historia y la arquitectura General, Silvia Artavia, La Nacion.
Cementerio General:cuna de arte y descanso eterno de expresidentes, Harold Leandro, CRHoy.
Cementerio General Ciudad de San José, Carlos Ml. Zamora Hernández, Santiago Quesada Vanegas
Jorge Vinicio Abarca Calderón del Cementerio General