viernes, 26 de junio de 2020

El Mago del Balón y el Águila Solitaria - De baltovenaar en de eenzame adelaar

België en Costa Rica tijdens Wereldoorlog 2 deel 14
Sport  tijdens de Tweede Wereldoorlog
België
Zelden heeft de sport de mensen in België zo aangetrokken als tijdens de Tweede Wereldoorlog. Voor de gewone burger is het de ontspanning, de uitlaatklep bij uitstek.  Zeer vlug na de bezetting wordt weer aan sport gedaan.   De bezetter laat het sportgebeuren over aan de verschillende Belgische sportfederaties en de secretarissen-generaal, de toenmalige hoogste Belgische gezagsdragers in het land. Zolang er maar orde en rust heerst.
Wielrennen
Het wielrennen, de populairste sporttak in Vlaanderen, floreert zoals nooit tevoren. Gedurende de ganse oorlog draaien de overdekte en open wielerbanen op volle toeren. Jef ‘Poeske’ Scherens,  Frans Cools, Emile Gosselin, Karel Kaers, Achiel De Backer, Omer De Bruycker, Albert Buysse  en Rik Van Steenbergen zijn de vedetten van de piste. Op de kalender van het wegwielrennen  staan geen  Ronde van Frankrijk en wereldkampioenschappen, maar een massa mensen stroomt naar de criteriums en kermiswedstrijden. Die zijn ook voor de renners het aantrekkelijkst door de korte afstand en het aantrekkelijke prijzengeld. Enkele klassiekers vinden ook plaats maar van een internationaal deelnemersveld is weinig sprake. Ook veschillende Belgische renners nemen niet deel. De hoge verplaatsingskosten en de afstand van de wedstrijd schrikken velen af. Door rantsoenering van het eten heeft een renner te weinig krachten om een wedstrijd van meer dan 200 kilometer te rijden. Achiel Buysse wint driemaal de Ronde van Vlaanderen (1940,1941,1943) en Marcel Kint driemaal de Waalse Pijl (1943,1944,1945). Luik-Bastenaken-Luik wordt slechts tweemaal georganiseerd. Rik Van Steenbergen wordt in 1943 op achttienjarige leeftijd al kampioen van België (in 1945 voor de tweede maal). Andere Belgische kampioenen zijn Odiel ‘De Witte’ Van den Meerschaut (1940), André Defoort (1941) en André Maelbrancke (1942). Voor de Duitse inval van mei 1940 primeerden de sportieve prestaties, tijdens de bezetting was het voornamelijk fietsen om te overleven. Enkele Belgische renners nemen daarom ook deel aan Duitse wielerwedstrijden om daar wat extra prijzengeld te verdienen. Na de bevrijding zou hen dat kwalijk genomen worden. Het Belgisch kampioenschap veldrijden wordt tijdens de oorlogsjaren steeds in Antwerpen georganiseerd met Richard Blendeman (1941), Eugène Jacobs (1942,1943) en Frans Van Hellemont (1944) als kampioenen.
Briek Schotte, winnaar van de Ronde van Vlaanderen 1942 / Briek Schotte, ganador del Tour de Flandes 1942  (foto:Journaal van de Eeuw, VRT)
____________________________________________________________
Voetbal
De populariteit van de voetbalsport is enorm gestegen, elke zondag scharen zich honderdduizenden rond de velden. Internationale wedstrijden zijn uit het programma geschrapt, maar de nationale competitie gaat normaal verder, ondanks de groeiende verkeersproblemen, die verplaatsingen vaak tot een hachelijk avontuur maken, en de moeilijkheden om de spelers van een voetbaluitrusting te voorzien. Door de oorlogsomstandigheden wordt het seizoen niet elk jaar volledig afgewerkt. In 1940, 1941 en 1945 wordt de competitie vroegtijdig stopgezet.  Grote namen in het voetbal zijn Raymond Braine (Beerschot tot 1943), Bernard Voorhoof (Lierse), Juul Van Craen (Lierse), Bert Decleyn (Club Mechelen), Bob Paverick (Antwerp) en René Geuns (Antwerp).  In de zomer worden op het platteland voetbaltornooien onder de lokale clubjes georganiseerd, met boeren en smokkelaars als vrijgevige sponsors. Bekende voetballers uit grote ploegen die worden aangesproken om de plaatselijke elftallen te versterken, aarzelen geen ogenblik. De voorstellen zijn te aanlokkelijk, de premie bestaat uit boter, spek, aardappelen en bloem. Op 21 april 1940 vindt in Amsterdam de laatste interland plaats tussen België en Nederland. De eerstvolgende zou slechts doorgaan na de oorlog, op 12 mei 1946. Tussendoor worden er wel enkele onofficiële interlands georganiseerd in Engeland (Londen, Aldershot). België en Nederland staan in die periode vijfmaal tegenover mekaar. De ploegen worden samengesteld uit de aldaar aanwezige militairen. Dat brengt beide teams op 11 oktober 1941 zelfs tot in Wembley, de sporttempel van Londen.


                                     (Foto's/Fotos : Pathe Gazette)

NATIONALE VOETBALCOMPETITIE IN BELGIË/ COMPETICIÓN NACIONAL DE FÚTBOL EN BÉLGICA

Jaar/Año, Kampioen/Campeón, Tweede/Segundo, Derde/Tercero, Topscorer/Goleador

1942 Lierse, Beerschot, Antwerp, Bert De Cleyn (Club Mechelen) 34
1943 Club Mechelen, Beerschot, Lierse, Jules Van Craen (Lierse) & Arthur Ceuleers (Beerschot) 41
1944 Antwerp, Anderlecht, Beerschot, Jan Goossens (OC de Charleroi) 34
Antwerp 1944 Staand/De pie : Charles Dockx, Richard Gedopt, Bob Paverick, Jozef Weyns, Theofile (Fille) Blankers, Hubert D'Hollander Hurkend/Abajo : Léon Wouters, Gommaire Lodts, Rene Geuns, Désiré (Dis) van den Audenaerde, Pierre van Velthoven (foto:Een eeuw sport in Antwerpen, Karel Luyckx)
___________________________________________________________________
Boksen
De bokssport kent een ongeëvenaarde bloeitijd. In het ganse land worden bokswedstrijden georganiseerd en doen de organisatoren gouden zaken. Te Brussel vinden deze voornamelijk plaats in het Sportpaleis (gesloopt in 1966) en het Koninklijk Circus, beide te Schaarbeek. Te Antwerpen wordt voornamelijk georganiseerd in de Majestic Hall en in het  Rubenspaleis, beide gelegen in de Carnotstraat.  In het Majestic is nu een vastgoedonderneming gevestigd. Op de plaats van het Rubenspaleis kwam later Ciné Rubens en nu is het een Evangelische Kerk. Hoogtepunten van de bokssport tijdens de bezetting zijn de kampen tussen Gustaaf Roth en Karel Sys voor de Belgische titel bij de zwaargewichten. Karel Sys bereikt de top in zijn loopbaan, wanneer hij op 14 november 1943 te Brussel de Zweed Olle Tandberg klopt en Europees kampioen wordt. Omdat hij ook in Duitsland enkele keren was gaan boksen werd hij na de oorlog van collaboratie beticht. Hij kreeg geen bokslicentie meer en trok dan naar Spanje en later naar Argentinië. Andere boksers die in de gunst van het publiek staan zijn Raoul Degryse (vlieg- en bantamgewicht) , Kid Dussart (vedergewicht) , Al Baker (middengewicht) en Felix Wouters (weltergewicht).
Gustaaf Roth / Karel Sys / Kid Dussart (foto's/fotos: https://boxrec.com)

Paarden-en hondenwedstrijden
Ook grote belangstelling voor paarden- en hondenwedstrijden, waar nieuwe rijken, smokkelaars en oorlogswoekeraars met biljetten van duizend goochelen.
Duivensport
Duivenmelkers moeten hun sport opgeven. Vluchten zijn  door de bezetter verboden, de duiven mogen niet uitvliegen omdat het verzet en de Britse inlichtingendiensten ook van duiven gebruik maken om informatie uit te wisselen. Door de honger belanden vele duiven in de kookpot.

Costa Rica

Geen “Juegos Centroamericanos y del Caribe”. Ook geen wereldbeker voetbal.  Toch zijn er nog genoeg andere sportcompetities.
Voetbal
De populairste sport in Costa Rica is nog steeds het voetbal. In de jaren ’40 wordt de nationale competitie betwist door een beperkt aantal ploegen. In 1940 zijn er 6 ploegen die deelnemen, waarvan de helft uit San José. Toch is het Cartaginés dat kampioen wordt mede dankzij topschutter José Rafael Meza Ivankovich bijgenaamd “Fello”. Velen beschouwen hem als de beste Costa Ricaanse voetballer ooit. Vanaf 1941 trekt Meza naar Mexico, Argentinië en Colombia en zal slechts in  1951 terugkeren naar Costa Rica. In 1941 nemen er 7 ploegen deel aan het kampioenschap (waarvan 4 uit San José) maar deze keer is het Liga Deportiva Alajuelense dat de titel binnenhaalt. De volgende 3 jaren komt de kampioen telkens uit San José met Club Sport La Libertad (1942), Universidad de Costa Rica (1943) en Orión FC (1944). In 1945 is het weer de beurt aan de Liga Deportiva Alajuelense. Het wordt de allerlaatste titel van Alejandro Morera Soto, een ander Costa Ricaans voetbalfenomeen.  In zijn gloriejaren bij FC Barcelona werd hij “de baltovenaar” genoemd. In 1941 wordt door de CCCF (Confederación Centroaméricana y del Caribe de Fútbol), de voorloper van de CONCACAF, voor de eerste keer het CCCF-kampioenschap georganiseerd.  Van 8 tot en met 18 mei 1941 strijden 5 landen in Costa Rica voor de titel. Na overwinningen tegen Nicaragua, Panama, Curaçao en El Salvador wordt Costa Rica de winnaar van het toernooi. Twee jaar later vindt het CCCF-kampioenschap in december plaats in El Salvador. Vermits er maar 4 teams zijn ingeschreven wordt tegen elk land tweemaal gespeeld. Deze keer eindigt Costa Rica op de derde plaats na El Salvador en Guatemala. Het laatste kampioenschap wordt gespeeld in 1961. Costa Rica zal het toernooi dan zevenmaal gewonnen hebben.
Dr. Rafael Ángel Calderón Guardia geeft in 1941 de beker aan de doelwachter Hugo Zúñiga en aan de coach Alejandro Morera in het Estadio Nacional / El Dr. Rafael Ángel Calderón Guardia entrega  la copa al portero Hugo Zúñiga y al técnico Alejandro Morera en 1941 en el Estadio Nacional (foto:Federico Rojas, La Nación)
_________________________________________________________
Wielrennen
Sinds 1925 bestaat de wielerwedstrijd San José – Puntarenas, ongeveer 168 kilometer lang. Vanaf maart 1941 wordt het een tweedaagse klassieker, de zogenaamde “Doble a Puntarenas”. Er staan 22 deelnemers aan de start. Evangelista Chavarría Pérez wint de eerste etappe (San José-Puntarenas) en de volgende dag wint Guillermo Brizuela Madrigal de tweede etappe (Puntarenas-San José).  In het voorjaar van 1942 komt een team uit Guatemala aan de start van deze klassieker. De eerste etappe wordt gewonnen door Guillermo Brizuela Madrigal, de tweede etappe door Fernando Marroquín uit Guatemala. President Dr. Rafael Ángel Calderón Guardia overhandigt de trofee aan de winnaar uit Guatemala en Generaal Jorge Ubico, president van Guatemala, schenkt een trofee aan de tweede uit Costa Rica. De beste Costa Ricaanse wielrenner op dit moment is Evangelista Chavarría Pérez, bijgenaamd “El Águila Solitaria” (De eenzame adelaar). Hij wordt maar liefst acht keer nationaal wielerkampioen (van 1942 tot 1946, en van 1949 tot 1951). In 1941 neemt hij deel aan zijn eerste internationale race in een wedstrijd van 800 kilometer die door Honduras, El Salvador en Guatemala gaat. Datzelfde jaar wordt hij de eerste Costa Ricaan die per fiets de grens met Panama oversteekt, na een 13-daagse tocht door de bergen en oerwouden. In 1946 zal hij, samen met zijn landgenoten Rigoberto Salazar, Omar Arce en Leonardo Valverde goud halen op de 100 kilometer voor teams op de vijfde “Juegos Centroamericanos y del Caribe” in Barranquilla, Colombia. Andere Costa Ricaanse wielrenners uit die tijd zijn onder andere Juan Bautista Méndez en Fernando Guevara Suarez.
Basketbal
De nationale kampioenen in het basketbal waren in 1940 S. G. Española, van 1941 tot 1943 La Libertad, in 1944 Orión en in 1945 opnieuw La Libertad.
Boksen
In 1939 begon Jesús “Tuzo” Portuguez Echevarría, bijgenaamd Kid Portuguez, aan zijn professionele bokscarrière.  Hij zou tot 1961 blijven boksen, in totaal 235 kampen betwisten, en dit niet alleen in Centraal-Amerika. Hij bokste ook in Noord-Amerika (Verenigde Staten, Canada), Zuid-Amerika (Venezuela), Europa (Duitsland, Spanje, Verenigd Koninkrijk) en Afrika (Marokko). Hij was de eerste Midden-Amerikaan die op de wereldranglijst stond in de middengewicht klasse. Hij bokste zelfs 4 keer in het mythische Madison Square Garden in New York. Andere boksers in de beginjaren ’40 waren George Cox en Vicente Sterling (weltergewicht), Jappy Kerr, Baby Smith en Richard Moya (lichtgewicht), Tony Mesen en Melico Mondragon (vedergewicht) en Al Campbell, bijgenaamd “El Apolo de Ebano” (de ebbenhouten Apollo) ( middengewicht). De bokskampen werden voornamelijk gehouden in San José, in het Estadio Mendoza (gelegen nabij het huidige MOPT gebouw, het Ministerie van Openbare Werken en Vervoer), het oude Estadio Nacional (in het Parque Metropolitano La Sabana, op dezelfde plaats van het huidige Estadio Nacional) en in het Frontón Jai-Alai (in 1929 opgericht op laan 6 tussen straten 5 en 7, oorspronkelijk bestemd voor het Baskische spel “pelota” en intussen afgebroken). 

Bélgica y Costa Rica durante la Segunda Guerra Mundial 14 parte
Deporte durante la Segunda Guerra Mundial  
Bélgica
Raramente el deporte ha atraído a tanta gente a Bélgica como durante la Segunda Guerra Mundial. Para los ciudadanos comunes, es la relajación, la salida de elección, etc. Los deportes se reinician muy pronto después de la ocupación. Los alemanes dejan los eventos deportivos a las diversas federaciones deportivas belgas y a los secretarios generales, las autoridades belgas más altas del país, mientras haya orden y paz.
Ciclismo
El ciclismo, es el deporte más popular en Flandes, ya que floreció como nunca antes. Durante toda la guerra, los velódromos cubiertos y abiertos corren a toda velocidad. Jef "Poeske" Scherens, Frans Cools, Emile Gosselin, Karel Kaers, Achiel De Backer, Omer De Bruycker, Albert Buysse y Rik Van Steenbergen surgieron como las estrellas de la arena. No había un Tour de Francia o campeonatos mundiales en el calendario de ciclismo de ruta, pero sí una multitud de personas quienes acuden a las ruedas ciclísticas y a los recintos feriales. Estos también son los más atractivos para los ciclistas debido a la corta distancia y al atractivo premio en metálico. También se producen algunos clásicos, pero hay poca participación internacional. Varios ciclistas belgas tampoco participaron. Los altos costos de viaje y las distancias de las carreras asustaban a muchos. Debido al racionamiento de alimentos, una ciclista tiene muy poca fuerza para recorrer una carrera de más de 200 kilómetros. Achiel Buysse ganó el Tour de Flandes tres veces (1940,1941,1943) y Marcel Kint ganó tres veces la competencia llamada “el Flecha Valona” (1943,1944,1945). La competencia Lieja-Bastoña-Lieja se organizó solo dos veces.
Rik Van Steenbergen se convirtió en campeón de Bélgica en 1943 a la edad de dieciocho años (en 1945 por segunda vez). Otros campeones belgas fueron Odiel "De Witte" Van den Meerschaut (1940), André Defoort (1941) y André Maelbrancke (1942). Antes de la invasión alemana de mayo de 1940, prevalecieron las actuaciones deportivas, durante la ocupación las bicicletas básicamente para sobrevivir. Por lo tanto, algunos ciclistas belgas también participaron en carreras ciclistas alemanas para ganar un premio extra. Después de la liberación, serían culpados por eso.
El campeonato belga de ciclocross siempre se organizó en Amberes durante los años de guerra con Richard Blendeman (1941), Eugène Jacobs (1942, 1943) y Frans Van Hellemont (1944) como campeones.
Rik Van Steenbergen gana el Tour de Flandes 1944 por Briek Schotte / Rik Van Steenbergen wint de Ronde van Vlaanderen 1944 voor Briek Schotte (foto:RR, Het Nieuwsblad)
____________________________________________________________
Fútbol  
La popularidad del fútbol aumentó enormemente, cientos de miles se reunían alrededor de los campos todos los domingos. Los partidos internacionales se eliminaron del calendario, pero la liga nacional continúa de manera normal a pesar de los crecientes problemas de tráfico, que a menudo hacían que los desplazamientos fueran una aventura peligrosa así como las dificultades para proveer a los jugadores de equipamiento deportivo.
Debido a las condiciones de guerra, la temporada no se completa por completo cada año. La competencia se detuvo prematuramente en 1940, 1941 y 1945. Grandes nombres en el fútbol son Raymond Braine (Beerschot hasta 1943), Bernard Voorhoof (Lierse), Juul Van Craen (Lierse), Bert Decleyn (Club Mechelen), Bob Paverick (Amberes) y René Geuns (Amberes). En el verano, se organizaron torneos de fútbol en el campo entre los clubes locales, con granjeros y contrabandistas como generosos patrocinadores. Los futbolistas conocidos de equipos grandes son llamados a fortalecer a los equipos locales y los primeros no lo dudan ni por un momento. Las propuestas son demasiado atractivas, la prima consiste en mantequilla, tocino, papas y harina. El 21 de abril de 1940, se efectuó el último partido internacional entre Bélgica y los Países Bajos en Amsterdam. El siguiente solo tendría lugar después de la guerra, el 12 de mayo de 1946. Mientras tanto, se organizan algunos partidos internacionales no oficiales en Inglaterra (Londres, Aldershot).  Bélgica y los Países Bajos se reunieron cinco veces en ese período. Los equipos estuvieron compuestos por el personal militar presente allí. El 11 de octubre de 1941,  de nuevo jugaron estos dos equipos, llevándolos a ambos hasta Wembley, el templo deportivo de Londres.
Raymond Braine (foto:Beerschot)
Boxeo
El boxeo tiene un tiempo de floración sin igual. Los combates de boxeo se organizaron en todo el país y los organizadores hicieron negocios de oro. En Bruselas, tienen lugar principalmente en el Sportpaleis (demolido en 1966) y el Circo Real, ambos situados en Schaerbeek. En Amberes se organizó principalmente en el Majestic Hall y el Palacio Rubens, ambos ubicados en Carnotstraat. Hoy en día una empresa de bienes raíces se encuentra ubicada en el Majestic.El palacio Rubens fue reemplazado más tarde por el Ciné Rubens y ahora es una Iglesia Evangélica.
Lo más destacado del deporte del boxeo durante la ocupación son los campamentos entre Gustaaf Roth y Karel Sys por el título belga de los pesos pesados. Karel Sys alcanzó la cima de su carrera cuando venció al sueco Olle Tandberg en Bruselas el 14 de noviembre de 1943 y se conviertió en el campeón de Europa. Debido a que también había comenzado a boxear varias veces en Alemania, fue acusado de colaboración después de la guerra. Ya no recibiría una licencia de boxeo y luego  se fue a España para terminar mas tarde en Argentina. Otros boxeadores que contaron con el favor del público fueron Raoul Degryse (mosca y gallo), Kid Dussart (peso pluma), Al Baker (peso mediano) y Felix Wouters (peso wélter).
Tandberg - Sys (foto:Maria Vanhaverbeke, beeldbankkusterfgoed

Competiciones de caballos y perros
También generó gran interés las competiciones de caballos y perros, donde los nuevos ricos, contrabandistas y usureros de guerra derrochaban dinero en premios.
Deporte con palomas
Los aficionados a las palomas tuvieron que renunciar a este deporte,  los alemanes prohibieron los vuelos,  y las palomas no pueden volar porque la resistencia y los servicios de inteligencia británicos también las usaron para intercambiar información. Debido al hambre, muchas palomas terminan en la olla.

Costa Rica
No hubieron "Juegos Centroamericanos y del Caribe" como tampoco la copa mundial de fútbol. Sin embargo, hay muchas otras competiciones deportivas que se llevaron a cabo.
Fútbol  
El deporte más popular en Costa Rica sigue siendo el fútbol. En la década de los 40’s, la liga nacional es disputada por un número limitado de equipos. En 1940 participaron 6 equipos, la mitad de ellos de San José. Aún así, el Cartaginés se conviertió en campeón gracias al máximo anotador José Rafael Meza Ivankovich apodado "Fello". Muchos lo consideran el mejor futbolista costarricense de la historia. A partir de 1941, Meza se muda a México, Argentina y Colombia y solo regresará a Costa Rica en 1951.
En 1941, siete equipos participaron en el campeonato (4 de ellos de San José), resultando ganador la Liga Deportiva Alajuelense. Los próximos 3 años, el campeón siempre viene de San José con los clubes: Club Sport La Libertad (1942), la Universidad de Costa Rica (1943) y el Orión FC (1944). En 1945 es el turno de la Liga Deportiva Alajuelense nuevamente. Será el último título de Alejandro Morera Soto, otro fenómeno futbolístico costarricense. Cuando estuvo en su apogeo con el FC Barcelona, ​​fue llamado "El Mago del Balón".
En 1941, la CCCF (Confederación Centroaméricana y del Caribe de Fútbol), predecesora del CONCACAF, organizó la Copa CCCF por primera vez. Del 8 al 18 de mayo de 1941, 5 países junto a Costa Rica competieron por el título. Después de las victorias contra Nicaragua, Panamá, Curazao y El Salvador, Costa Rica se conviertió en el ganador del torneo. Dos años después, el Campeonato CCCF se llevó a cabo en diciembre en El Salvador. Como solo hubieron 4 equipos registrados, cada país jugó dos veces. Esta vez Costa Rica termina en tercer lugar después de El Salvador y Guatemala. El último campeonato se jugó en 1961. Costa Rica ganó el torneo siete veces.

El Dr. Rafael Ángel Calderón Guardia hace un saque de honor en el estadio nacional en 1941 durante la primera Copa CCCF / Dr. Rafael Ángel Calderón Guardia maakt een eretrap in het “Estadio Nacional” in 1941 tijdens de eerste Copa CCCF (Foto:La Nación).
                              José Rafael Meza (foto:La Nación)
Alejandro Morera Soto (foto del archivo www.sport.es)

COMPETICIÓN NACIONAL DE FÚTBOL EN COSTA RICA/ NATIONALE VOETBALCOMPETITIE IN COSTA RICA

Anó/Jaar, Campeón/Kampioen, Segundo/Tweede, Tercero/Derde, Goleador/Topscorer

1940 Cartaginés, Orión, Herediano, José Rafael Fello Meza (Cartaginés) 13
1941 Alajuelense, La Libertad, Orión, José Riggioni (Alajuelense), Álvaro Rojas (Alajuelense) 7
1942 La Libertad, Gimnástica Española, Universidad Nacional, Gonzalo Fernández (GE), Fernando Solano (Cartaginés) 18
1943 Universidad de Costa Rica, Alajuelense, La Libertad, Francisco Zeledón (La Libertad) 16
1944 Orión, Herediano, S.G.Española, Miguel Zeledón (Orión), Fernando Solano (UCR) 9
1945 Alajuelense, Orión, Universidad de Costa Rica, Walker Rodriguez (Orión) 18
Alajuelense 1941. De pie/Staand : Alejandro Morera (entrenador/trainer), Melico Valverde, Tomás Alfaro, Rogelio Fernández, Rodrigo “Chino” Moreno, Jorge “Lalo” Rojas, , Luis Ángel Salas, Carlos Arroyo, Claudio “Chopita” Padilla, Héctor Cordero, Francisco Ortiz. Abajo/Hurkend : Ramón Arroyo, José Luis “Chime” Rojas, Salvador Soto “Indio Buroy”, José Riggioni, Álvaro Rojas, Mario Riggioni (foto cortesía Álvaro Rojas).
___________________________________________________________
Ciclismo
La carrera ciclista San José–Puntarenas de unos 168 kilómetros existe desde 1925. A partir de marzo de 1941 se conviertió en un clásico de dos días,  denominada "Doble a Puntarenas"con la presencia de 22 participantes. Evangelista Chavarría Pérez ganó la primera etapa (San José-Puntarenas) y al día siguiente Guillermo Brizuela Madrigal se impuso en la segunda etapa (Puntarenas-San José). En la primavera de 1942, un equipo de Guatemala participó en este clásico. La primera etapa la ganó Guillermo Brizuela Madrigal, la segunda fue ganada por Fernando Marroquín de Guatemala.
El Presidente Dr. Rafael Ángel Calderón Guardia entregó el trofeo al ganador de Guatemala y el general Jorge Ubico, presidente de Guatemala, presentó un trofeo al segundo lugar de Costa Rica.
(foto:sitio web/website de/van Jackson Chinchilla)
El mejor ciclista costarricense en ese momento fue Evangelista Chavarría Pérez, apodado "El Águila Solitaria", se convirtió en campeón nacional de ciclismo no menos de ocho veces (de 1942 a 1946 y de 1949 a 1951). En 1941 participó en su primera carrera internacional de 800 km que recorre Honduras, El Salvador y Guatemala. Ese mismo año, se convirtió en el primer costarricense en cruzar la frontera con Panamá en bicicleta, después de un viaje de 13 días a través de las montañas y las selvas. En 1946, junto con sus compatriotas Rigoberto Salazar, Omar Arce y Leonardo Valverde, se llevó el oro en los 100 kilómetros por equipos, en la quinta edición  de los  "Juegos Centroamericanos y del Caribe" en Barranquilla, Colombia. Otros ciclistas costarricenses de la época incluyen a Juan Bautista Méndez y Fernando Guevara Suárez.

Baloncesto
El campeón nacional de baloncesto en 1940 fue la Sociedad Gimnástica Española, de 1941 a 1943 La Libertad, en 1944 Orión y nuevamente en 1945 La Libertad.
Boxeo
En 1939, Jesús "Tuzo" Portuguez Echevarría, apodado “Kid Portuguez”, comenzó su carrera profesional en el boxeo; continuaría boxeando hasta 1961, disputando un total de 235 campamentos, no solo en América Central, también boxeó en Norteamérica (Estados Unidos, Canadá), Sudamérica (Venezuela), Europa (Alemania, España, Reino Unido) y África (Marruecos). Fue el primer centroamericano incluido en el escalafón mundial en la división de los medianos. Incluso boxeó 4 veces en el mítico Madison Square Garden en Nueva York. Otros boxeadores a principios de la década de 1940 incluyeron a George Cox  y  Vicente Sterling (peso welter), Jappy Kerr, Baby Smith y Richard Moya (peso ligero), Tony Mesen y Melico Mondragon (peso pluma) y Al Campbell, apodado "El Apolo de Ébano" (el ébano Apolo) (peso medio). Los campos de boxeo se llevaron a cabo principalmente en San José, en el Estadio Mendoza ubicado cerca del actual edificio del MOPT (Ministerio de Obras Públicas y Transporte), el antiguo Estadio Nacional en el Parque Metropolitano La Sabana, en el mismo sitio que el actual Estadio Nacional y en el Frontón Jai-Alai (fundado en 1929 en la avenida 6 entre las calles 5 y 7, originalmente destinado al juego vasco "pelota" y ahora demolido).
Emilio Castrillo / Jesús Portuguez / Vicente Sterling
(fotos/foto's: https://boxrec.com)

Bronnen/Fuentes/Sources:
België in de Tweede Wereldoorlog:Deel 2 Een bezet land, Herwig Jacquemyns
Van pedaalridder tot broodfietser, Patrieck Geldhof
Costa Rica en el siglo XX, Eugenio Rodríguez Vega
Facebookpagina Jackson Chinchilla
Federación Guatemalteca de ciclismo
Buzon de Rodrigo
www.nacion.com - La Nación

domingo, 21 de junio de 2020

Feliz Día del Padre - Gelukkige Vaderdag

Historia del Día del padre
Al igual que el Día de la Madre, el origen del Día del Padre se sitúa en los Estados Unidos en Virginia Occidental y también lo situamos en el año 1908. La primera misa dominical especial para padres tuvo lugar a pedido de cierta señora llamada Charles Clayton. Éste fue un hecho único.
En 1910, tuvo lugar una celebración del día del padre en Spokane, Washington, a pedido de la señora Sonora Smart Dodd, quién quería agradecer a su padre de esta manera por criar  después de la muerte de su madre a seis hijos; significando muchos sacrificios. Esta vez la tradición se extendió a otras ciudades dentro y fuera de Washington.
En 1966, el tercer domingo de junio fue designado oficialmente como el Día del Padre en todo el país. A partir de entonces, esta idea también se extendió a los países del entorno, incluída Costa Rica. Sin embargo, el Día del Padre no se convertiría en una fiesta nacional hasta 1972 bajo el mando del presidente Nixon.
Si bien los claveles son las flores oficiales para el Día de la Madre, Sonora proclamó las rosas rojas como símbolo de agradecimiento para los padres vivos y las rosas blancas como gratitud a los padres fallecidos.
Después de la Primera Guerra Mundial, el Día del Padre llegó a Europa, pero en realidad no tuvo éxito. En 1934, se estableció un comité de acción en Merksem (provincia de Amberes) en Bélgica, quienes se comprometieron a fundar un día para los padres. El comité eligió el 19 de marzo (el día de San José).
El día del padre todavía se celebra en este día en la región de Amberes y Kempen en Bélgica. Al igual que en Honduras, España, Italia, Portugal y Liechtenstein. En el resto de Bélgica, el Día del Padre se celebra el segundo domingo de junio, pero no se sabe la fecha en que inició la celebración. El Día del Padre se celebra en los Países Bajos desde 1937, pero en octubre. Sin embargo, partir de 1948 el Día del Padre se trasladó al tercer domingo de junio, al igual que en Costa Rica y en muchos otros países.

Geschiedenis van Vaderdag
Net zoals bij Moederdag ligt ook de oorsprong van Vaderdag in de Verenigde Staten, eveneens in West-Virginia en ook in 1908. Toen vond voor het eerst een speciale zondagsmis voor vaders plaats en dit op vraag van een zekere Mrs. Charles Clayton. Dit was echter een eenmalig feit. In 1910 vond in Spokane (in de staat Washington) een vaderdagviering plaats op vraag van Sonora Smart Dodd die op deze manier haar vader wou bedanken, die na de dood van zijn vrouw, zijn zes kinderen alleen opvoedde en daar heel wat opofferingen voor had gemaakt. Deze keer verspreidde deze traditie zich wel naar andere steden in en buiten Washington. In 1966 werd officieel de derde zondag van juni aangeduid als Vaderdag in het ganse land. Vanaf dan werd dit idee ook uitgebreid naar de omliggende landen waaronder Costa Rica. Vaderdag zou echter pas in 1972 onder president Nixon een nationale feestdag worden. Terwijl anjers de officiële bloemen voor Moederdag zijn, riep Sonora rode rozen uit als symbool van dank aan levende vaders en witte rozen als dank aan overleden vaders. Na de Eerste Wereldoorlog kwam Vaderdag naar Europa overgewaaid maar het werd nog niet echt een succes. In 1934 ontstond er in België al een actiecomité in Merksem (provincie Antwerpen) dat zich inzette om een feestdag voor vaders te lanceren. Het comité koos voor 19 maart (de dag van Sint-Jozef). Vandaag nog wordt Vaderdag in de regio Antwerpen en de Kempen op deze dag gevierd. Net zoals in Honduras, Spanje, Italië, Portugal en Liechtenstein.  In de rest van het land wordt Vaderdag gevierd op de tweede zondag van juni, sinds wanneer precies is niet bekend. In Nederland werd Vaderdag al sinds 1937 gevierd, maar toen nog in oktober. Vanaf 1948 verhuisde Vaderdag naar de derde zondag van juni, net zoals in Costa Rica en heel wat andere landen.
Bronnen/Fuentes:

miércoles, 17 de junio de 2020

El "Comando de los Angeles" y la resistencia - Het "Commando van de Engelen" en het verzet

Bélgica y Costa Rica durante la Segunda Guerra Mundial
13. La resistencia
Durante la Segunda Guerra Mundial, quince grupos de resistencia armados estuvieron activos en Bélgica. Fueron generalmente conocidos bajo el nombre de "los blancos". Al principio eran sólo unos pocos, pero después de unos años la resistencia se había convertido en grupos bien organizados. Algunos eran miembros de varios grupos. Aquí discutimos las tres formas principales de la resistencia.
1) Los servicios de inteligencia recopilaron información que fue útil para la guerra y la enviaron a sus aliados. Los principales servicios de inteligencia en Bélgica fueron "Clarence" dirigido por Walthère Dewé (asesinado en 1944), "Zero" dirigido por Frans Kerkhofs (fallecido en 1947 debido a una enfermedad) y "Luc", más tarde "Marc" dirigido por Georges Leclercq ( quien murió en Londres en 1943 debido a una enfermedad). También existió la red “Martiny-Daumerie” de Constant Martiny y el coronel Joseph Daumerie (ambos ejecutados en 1942), "Brave-Bravery" (de los cuales 8 miembros fueron fusilados en 1942) y Tégal, fundada en el sur de Francia por el teniente Pierre Hauman. En 1943, Marc van Delft, cuñado de la Primera Dama de Costa Rica, doña Yvonne Clays Spoelders, proporcionó información a la agencia de inteligencia “Tégal” durante 3 meses hasta que perdió el contacto con ellos. También él fue miembro del “Ejército Secreto”, pero como se estaba recuperando de una fractura de pierna complicada, no formó parte de la acción.
2) El objetivo principal de las líneas de escape era transferir a Inglaterra a los pilotos aliados, soldados belgas y combatientes de la resistencia belga conocidos por los alemanes. La línea “Comète” fundada por la enfermera Andrée de Jongh, residente de Schaerbeek, fue la más conocida. Desde Bruselas lideró a más de 1,000 soldados en tren y a pie (a través de los Pirineos) a Gibraltar o a Lisboa. A partir del año pasado, una calle en Bruselas lleva su nombre.
3) De los grupos que cometieron sabotaje y resistencia armada, los más importantes fueron el "Ejército Secreto" (anteriormente la Legión belga) del capitán comandante Charles Claser (quien murió en 1944 en un campo de concentración), el "Frente de Independencia", al que se unió el Partido Comunista, "Grupo G" de Jean Burgers (asesinado en 1944 en un campo de concentración), los "Partisanos" de Louis van Brussel y la "Brigada Blanca" de Marcel Louette (también conocido como Fidelio). Desde el 01/03/1943 hasta el 14/10/1944 mis abuelos (del lado de mi madre) eran miembros de la N.K.B. (Movimiento Real Nacional). Más sobre mis abuelos en uno de los siguientes capítulos sobre la liberación.
Entre 100,000 y 150,000 belgas resistieron activamente. Unos 40,000 cayeron en manos alemanas, de los cuales unos 16,200 no sobrevivieron.
Frans Storms detonó una fábrica cuando tenía 17 años y por lo tanto destruyó diez turbinas para submarinos - Andrée de Jongh de la línea de escape Comète / Frans Storms liet als 17-jarige een fabriek ontploffen en maakte zo  tien turbines voor duikboten onklaar - Andrée de Jongh van ontsnappingslijn Komeet (Foto's/Fotos:Cegesoma - Kazerne Dossin - RR). 

El "Comando de los Ángeles"
Algunos costarricenses también eran miembros de grupos de resistencia en Europa. Formaron el "Comando de los Ángeles", llamado así en honor a Nuestra Señora de Los Ángeles de Cartago, la patrona de Costa Rica. El Comando tenía 88 miembros (costarricenses y europeos), 40 de los cuales no sobrevivieron. Lograron rescatar a 1.123 personas (incluídos 630 judíos) a quienes ayudaron a huir hacia la libertad. Diez costarricenses eran miembros del "Comando de los Ángeles". Proporcionamos más información sobre tres de ellos a continuación:
1)Jorge Astúa Caetano
Don Jorge nació el 26 de setiembre de 1914. Su madre, Elvira Astúa Caetano, era la ama de llaves del presidente Federico Tinoco. Cuando se produjó la renuncia del ex-presidente en 1919, él huyó a Francia con su familia, dona Elvira y su hijo de seis años lo acompañaron. En París, Jorge estudió en los mejores colegios y llegó a dominar ambos idiomas de manera perfecta y sin acento. Eso le permitió trabajar como traductor, locutor de radio y periodista. Cuando Hitler invadió Francia, se enroló en la legión extranjera y fue enviado al norte. Peleó en el norte de Francia y el sur de Alemania, y allí fue hecho prisionero y recluido en el campo de concentración Stalag-12. Allí logró escapar con otros dos prisioneros. Uno de ellos era muy joven, un sastre que logró hacer ropa adecuada usando las cobijas. Cruzaron la frontera con Francia a través de Saarbrücken (Alemania), pasaron a Metz, a Pont de Mousson hasta alcanzar la ciudad de Nancy, donde se reincorporaron a la resistencia. En 1949, cuando terminó la guerra, Jorge regresó a Costa Rica y se convirtió en profesor de francés en el Liceo de Costa Rica y fue cofundador de la Alianza Francesa. Se casó con Roma Mussapp Rodriguez en 1968 y murió el 4 de febrero de 1995 a la edad de 80 años.
2)Juan Fernando Laurent Stewart
Don Juan Fernando era hijo de una norteamericana y un costarricense de origen francés. Fue funcionario de la compañía minera Hudson Gold Mining, con la que había trabajado en Alaska y la que a su vez lo había enviado a Polonia. Cuando los nazis invadieron este país, Juan se desplazó desde su residencia  en Cracovia hasta Varsovia. Entonces siguió su viaje hasta Bialistok, donde fundó una organización clandestina llamada "Comando de los Ángeles". Su misión consistía en rescatar personas judías y llevarlas a otro país cruzando las fronteras. En una de estas misiones en 1944, en la frontera de Polonia con Bielorrusia, fue capturado y fusilado por los nazis a la orilla del río Bug, junto con dos de sus compañeros polacos.
3)Carlos Luis Collado Martínez
Don Carlos nació en San José el 19 de setiembre de 1919. Después de sus estudios primarios en Costa Rica, viajó a Italia en 1938 a estudiar medicina en el Instituto de Anatomía Patológica de la Universidad de Bolonia. Sus padres, Carlos Collado y Emilia Martínez, nunca lo volverían a ver. En 1944, durante la ocupación nazi de Italia, se graduó y se unió al equipo médico en el hospital de Sant'Orsola en Bolonia. Cuando arrestaron a su maestro, el doctor Armando Businco, Carlos salió de Bolonia y tuvo el impulso de ingresar en la 63ª Brigada Bolero Garibaldi, un grupo de resistencia. Allí, sus servicios como médico fueron útiles para cuidar a los partisanos heridos. A principios de octubre de 1944 fue capturado, junto con otros 12 miembros del grupo, por el "SS-Panzer-Abteilung 16" al mando del capitán Karl-Manfred Schmidt. Después de días de tortura, el doctor Collado fue ejecutado, el 10 de octubre, el mismo año en que se graduó, en un viaducto en Casalecchio di Reno, un municipio de Bolonia. Terminó en una fosa común y su cuerpo fue trasladado por su profesor universitario, el Dr. Armando Businco ) a la tumba familiar del doctor. Al terminar la guerra, el Dr. Antonio Portuguez fue quien lo trasladó a Costa Rica donde ha estado descansando desde el 15 de enero de 1946 en el "Cementerio General" en San José. Como homenaje al Doctor Collado, se erigió una placa conmemorativa en Via Benedetto XIV número 1 en Bolonia, donde vivió mientras estudiaba en la universidad. En Casalecchio di Reno, una calle lleva su nombre (Vialetto Carlos Collado Martínez). En Costa Rica, un busto suyo fue colocado en el Parque Jardín de Paz, Morazán, frente al "Edificio Metálico", que era su escuela. En Casalecchio di Reno hay una copia del busto. Y en 2017 fue declarado "Benemérito de la Patria". El doctor Collado ofreció su vida para salvar otras y luchó contra la dictadura y la opresión fascista nazi en Europa. Es un ejemplo para muchos por su dedicación y abnegación al servicio de los demás. Sólo por eso debemos tenerle respeto y admiración.

Otros miembros costarricenses del "Comando de los Ángeles" incluyeron al Capitán Róger Chacón Cantón, el Teniente Willy Dent Fernández, Edgar Monge Murillo, el Doctor Ramón Fallas y el Doctor Antonio Portuguez mencionados anteriormente. No sabemos si Jorge Luis Cadet Ugalde también fue miembro.
Busto de Doctor Collado en el Parque Jardín de Paz, Morazán - Buste van dokter Collado in het  Parque Jardín de Paz, Morazán(Foto:Associazione Nazionale d'Amicizia Costa Rica Italia)
                            
                                                           Olger Villegas Cruz
België en Costa Rica tijdens Wereldoorlog 2
13. Het verzet
Er waren tijdens de Tweede Wereldoorlog een vijftiental gewapende verzetsgroepen actief in België. Zij waren in het algemeen gekend onder de naam “de witten”. In het begin waren het slechts enkelingen maar na enkele jaren was het verzet uitgegroeid tot goed georganiseerde  groepen. Sommigen waren lid van meerdere groepen. We bespreken hier de drie belangrijkste vormen van verzet.
1)De inlichtingendiensten verzamelden informatie die voor de geallieerde oorlogsvoering nuttig konden zijn en stuurde die door naar de geallieerden.  De belangrijkste inlichtingendiensten in België waren “Clarence” onder leiding van Walthère Dewé (doodgeschoten in 1944), “Zero” onder leiding van Frans Kerkhofs (overleden in 1947 door ziekte) en “Luc”, later “Marc” onder leiding van Georges Leclercq (overleden in Londen in 1943 door ziekte).   Verder was er nog het netwerk Martiny-Daumerie van Constant Martiny en kolonel Joseph Daumerie (beiden geëxecuteerd in 1942), “Brave-Bravery” (waarvan 8 leden gefusilleerd werden in 1942) en Tégal, in Zuid-Frankrijk opgericht door luitenant Pierre Hauman. In 1943 levert Marc van Delft, schoonbroer van First Lady van Costa Rica, Yvonne Clays Spoelders, gedurende 3 maanden informatie aan de inlichtingendienst Tégal tot hij het contact met hen verloor. Hij was ook lid van het Geheim Leger, maar vermits hij herstellende was van een gecompliceerde beenbreuk kwam hij niet in actie.
2)Het belangrijkste doel van de ontsnappingslijnen was het overbrengen naar Engeland van geallieerde piloten, Belgische militairen en de bij de Duitsers bekende Belgische verzetslieden. De Komeet-lijn gesticht door de Schaarbeekse verpleegster Andrée de Jongh was de bekendste.  Vanuit Brussel leidde zij meer dan 1.000 soldaten per trein en te voet (over de Pyreneeën) naar Gibraltar of Lissabon. Vorig jaar werd een straat in Brussel naar haar vernoemd.
3)Van de groepen die sabotage en gewapend verzet pleegden waren de belangrijkste het “Geheim Leger” (voorheen Belgisch Legioen) van kapitein-commandant Charles Claser (overleden in 1944 in een concentratiekamp), het “Onafhankelijkheidsfront”, waarbij de Communistische Partij zich aansloot, “Groep G” van Jean Burgers (vermoord in 1944 in een concentratiekamp), de “Partizanen” van Louis van Brussel en de “Witte Brigade” van Marcel Louette (alias Fidelio).   Van 01/03/1943 tot 14/10/1944 waren mijn grootouders (langs moederskant) gewapend weerstander bij de koningsgezinde N.K.B. (Nationale Koninklijke Beweging).  Meer over mijn grootouders in één van de volgende hoofdstukken over de bevrijding. 
Tussen de 100.000 en de 150.000 Belgen pleegden actief verzet.  Zo’n 40.000 vielen in Duitse handen waarvan er zo’n 16.200 het niet overleefden.
                             
Op 19 april 1943 doen Youra Livchitz, Robert Maistriau en Jean Franklemon de trein stopppen die Joden transporteert van Mechelen naar Auschwitz.  Daardoor kunnen in totaal 231 Joden ontsnappen waarvan er uiteindelijk 115 uit de handen van de Duitsers blijven / El 19 de abril de 1943, Youra Livchitz, Robert Maistriau y Jean Franklemon detienen el tren que transportaba judíos de Malinas a Auschwitz . Esto permite que un total de 231 judíos escapen, 115 de los cuales finalmente quedan fuera de las manos de los alemanes (Foto's/Fotos:Cegesoma - Kazerne Dossin).
De BBC TV-serie "Secret Army" is gebaseerd op de ontsnappingslijn Komeet/La serie de televisión de la BBC "Ejército Secreto" se basa en la línea de escape Comète.

Het “Commando van de Engelen”
Ook enkele Costa Ricanen waren lid van verzetsgroepen in Europa. Zij vormden het “Commando van de Engelen”, zo genoemd ter ere van de Onze Lieve Vrouw van Los Angeles van Cartago, de patrones van Costa Rica. Het Commando telde 88 leden (Costa Ricanen en Europeanen) waarvan er 40 het niet overleefden. Ze slaagden erin 1123 mensen, waaronder 630 joden, te redden en hen te helpen tijdens de vlucht naar de vrijheid.  Er waren tien Costa Ricanen lid van het “Commando van de Engelen”.  We geven hieronder wat meer informatie over drie van hen.
1)Jorge Astúa Caetano
Jorge werd geboren op 26 september 1914. Zijn moeder Elvira Astúa Caetano was de huishoudster van president Federico Tinoco. Toen die in 1919 moest aftreden en naar Frankrijk uitweek met zijn familie gingen zij en haar zes jaar oude zoon mee. In Parijs studeerde Jorge op de beste scholen en beheerste verschillende talen perfect en zonder accent. Dat stelde hem in staat om te werken als vertaler, radio-omroeper en journalist. Toen Hitler Frankrijk binnenviel, meldde hij zich aan bij het vreemdelingenlegioen en werd naar het noorden gestuurd. Hij vocht in Noord-Frankrijk en Zuid-Duitsland, waar hij gevangen werd genomen en in het concentratiekamp Stalag-12 terecht kwam. Daar wist hij met twee anderen te ontsnappen. Eén van hen was een jonge kleermaker die van dekens gepaste kledij had gemaakt. Via Saarbrucken (Duitsland) staken ze de grens met Frankrijk over, passeerden Metz, Pont de Mousson tot ze Nancy bereikten, waar ze zich weer bij het verzet voegden. In 1949, toen de oorlog voorbij was, keerde Jorge terug naar Costa Rica. Hij werd leraar frans in het Lyceum van Costa Rica en was de mede oprichter van de Alianza Francesa. Hij huwde in 1968 met Roma Mussapp Rodriguez en overleed op 4 februari 1995 op 80 jarige leeftijd.
2)Juan Fernando Laurent Stewart
Juan Fernando was de zoon van een Amerikaanse en een Costa Ricaan van Franse afkomst. Hij was ambtenaar bij het mijnbouwbedrijf Hudson Gold Mining, met wie hij in Alaska had gewerkt en dat hem naar Polen had gestuurd. Toen de nazi’s dit land binnenvielen, verhuisde Juan van zijn woonplaats in Krakau naar Warschau. Vervolgens zette hij zijn reis verder tot in Bialistok, waar hij de clandestiene organisatie het “Commando van de Engelen” oprichtte. Het was zijn missie om Joodse mensen te redden en hen te begeleiden tot over de grens. Tijdens één van deze missies in 1944 werd hij aan de grens van Polen met Wit-Rusland, aan de oevers van de rivier Boeg, samen met twee van zijn Poolse metgezellen gevangen genomen door de nazi’s en doodgeschoten.
3)Carlos Luis Collado  Martínez
Carlos werd geboren te San José op 19 september 1919. Na zijn studies in Costa Rica trok hij in 1938 naar Italië om geneeskunde te studeren aan het “Instituto de Anatomía Patológica” van de Universiteit van Bologna. Zijn ouders, Carlos Collado en Emilia Martínez, zouden hem nooit meer terugzien. In 1944, tijdens de bezetting van Italië door de nazi’s, studeerde hij af en werd lid van het artsenteam in het Sant’Orsola ziekenhuis van Bologna. Toen zijn leraar dokter Armando Businco werd gearresteerd trok Carlos weg uit Bologna en sloot hij zich aan bij de 63e Bolero Garibaldi Brigade, een verzetsgroep. Daar kwamen zijn diensten als dokter goed van pas bij het verzorgen van gewonde partizanen.  Begin oktober 1944 werd hij, samen met 12 andere leden van de groep, gevangen genomen door de “SS-Panzer-Abteilung 16” onder leiding van kapitein Karl-Manfred Schmidt.  Na een dagenlange marteling werd dokter Collado op 10 oktober, in hetzelfde jaar waarin hij afstudeerde, geëxecuteerd aan een viaduct in Casalecchio di Reno, een gemeente van Bologna.  Hij belandde in een massagraf en werd door zijn universiteitsprofessor Dr. Armando Businco verplaatst en naar het familiegraf van dokter Businco gebracht.  Na het einde van de oorlog zorgde Dr. Antonio Portuguez er voor dat het lichaam naar Costa Rica kon overgebracht worden waar het sinds 15 januari 1946 rust heeft gevonden in het “Cementerio General” te San José.  Als eerbetoon aan dokter Collado werd er in de Via Benedetto XIV nummer 1 in Bologna, waar hij woonde tijdens zijn studies aan de universiteit, een gedenkplaat opgericht. In  Casalecchio di Reno werd een straat naar hem vernoemd (Vialetto Carlos Collado Martínez). In Costa Rica werd een buste van hem geplaatst in het Parque Jardín de Paz, Morazán, voor het “Edificio Metálico” wat zijn school was. In  Casalecchio di Reno bevindt er zich een kopie van deze buste.  En in 2017 werd hij “Benemérito de la Patria” verklaard. Dokter Collado bood zijn leven aan om andere levens te redden, in de strijd tegen de dictatuur en de nazi-fascistische onderdrukking in Europa. Voor zijn toewijding en zelfverloochening in dienst van anderen, is hij een voorbeeld voor velen.  Daar kunnen we alleen maar het volste respect en bewondering voor hebben.
Andere Costa Ricaanse leden van het “Commando van de Engelen” waren kapitein Róger Chacón Cantón, luitenant Willy Dent Fernández, Edgar Monge Murillo, dokter Ramón Fallas en de hierboven reeds vermelde dokter Antonio Portuguez. Het is niet zeker of ook Jorge Luis Cadet Ugalde er lid van is geweest.
Dokter Collado aan de werktafel in Sant'Orsola di Bolognia - Doctor Collado en la mesa de trabajo en Sant' Orsola di Bolognia (Foto:Archivio Storico dell'Università di Bologna) 
                                     
De dokters van het Ospedale San Orsola in Bologna, Vincenzo Bellini (in witte jas) met naast hem dokter Collado - Los doctores del Ospedale San Orsola en Bolonia, Vincenzo Bellini (en bata blanca) con el doctor Collado a su lado. (Foto:ANPI Casalecchio di Reno)

Bronnen/Fuentes:
De Tweede Wereldoorlog : Bezet België, Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis
Zo was onze oorlog, Pieter Serrien
Voor Koning & Vaderland, de Belgische adel in het verzet, Marie-Pierre d’Udekem d’Acoz.
Belgische verzet strijdsters krijgen straatnaam in Tivoliwijk, TDN, Bruzz 28/11/2019
Het vergeten verzet, Bert Heyvaert, Het Nieuwsblad 19/10/2019
Congreso realiza acto conmemorativo al Benemérito de la Patria, Carlos Collado, Carlos Arrieta Pérez, El Pais 29/06/2017
Homenaje al Doctor Carlos Collado, Orlando Guzmán, Medicina Vida y Salud, 11/2007
La familia costarricense dejó el país para tomar su deber en campos de batalla, Manuel Delgado, Teletica
Médico tico murió torturado por salvar heridos, Alejandro Fonseca, Diario Extra, 12/08/2015
Dr. Collado mártir tico II Guerra Mundial, Carlos Revilla, 26/02/2017
Gli antifascisti, i partigiani e le vittime del fascismo nel bolognese (1919-1945)
Homenaje a los combatientes costarricenses en la Segunda Guerra Mundial