jueves, 27 de octubre de 2022

Mención especial para el cine costarricense en el Festival Internacional de Gante / Speciale vermelding voor Costa Ricaanse film op Internationaal Filmfestival Gent


La cuadragésima novena edición del Festival Internacional de Gante se llevó a cabo del 11 al 22 de octubre de este año. Con más de cien mil visitantes al año, este es también el festival de cine más grande de Bélgica. En la competencia oficial, al igual que el año pasado, participó una película de un director costarricense; "Tengo sueños eléctricos", ópera prima de la directora y guionista Valentina Maurel Soto, de 34 años. La película describe la relación entre un padre inmaduro (Martín) y una hija adolescente (Eva) que aún está creciendo, juntos comparten furia, confusión, resistencia y su mutuo amor. Esto crea una alta tensión en su relación y genera una respuesta a la pregunta: ¿quedará su relación inconclusa para siempre, al igual que los poemas que escribe el padre? El título de la película también es una referencia a uno de sus poemas inacabados. 


(foto : sitio web del distribuidor / website van de distributeur Cinéart)


Actor principal/Hoofdrolspeler Reinaldo Amien Gutiérrez (foto : Locarno Live TV)

La directora Valentina Maurel comenzó en 2013 con el cine en el INSAS (Institut National Supérieur de Arts du Spectacle) en Bruselas, donde obtuvo una maestría en dirección cinematográfica.

El director de fotografía Nicolás Wong Díaz nació en Perú pero vive en Costa Rica desde 1993 donde se graduó en dirección cinematográfica en la “Nueva Escuela de Cine y Televisión de la Universidad Veritas” en San José.

La película fue producida por la compañía belga “Wrong Men” (de Roland Benoît) y la francesa “Geko Films” (de Grégoire Debailly).

Finalmente, “Tengo sueños eléctricos” recibió una “Mención Especial” por parte del jurado internacional en este Festival Internacional de Cine de Gante.

 

De regiseusse/la directora Valentina Maurel (foto : Bas Bogaerts)

Van 11 tot 22 oktober laatstleden vond de 49ste editie plaats van het Internationale Filmfestival te Gent. Met meer dan 100.000 bezoekers per jaar is dit tevens het grootste filmfestival van België. In de officiële competitie nam er, net zoals vorig jaar, een film deel van een Costa Ricaanse regisseuse: “Tengo sueños eléctricos” (Ik heb elektrische dromen), het langspeelfilm debuut van de 34-jarige regisseuse-scenarist Valentina Maurel Soto. De film beschrijft de relatie tussen een onvolwassen vader (Martín) en een puber dochter (Eva) die zelf nog volop aan het groeien is. Samen delen zij woede, verwarring, verzet en hun vurige liefde voor mekaar kunnen ze alleen maar uitschreeuwen. Dit zorgt voor hoogspanning in hun relatie en vraagt een antwoord op de vraag : zal hun relatie voor altijd onaf blijven, net zoals de gedichten die de vader schrijft ?  De titel van de film is tevens een verwijzing naar zo’n onvoltooid gedicht van hem. 


Hoofdrolspeelster/Actriz principal Daniela Marín Navarro (foto : Locarno Live TV)

Regisseuse Valentina Maurel begon in 2013 haar filmstudies aan het INSAS (Institut National Supérieur des Arts du Spectacle) te Brussel waar ze een masterdiploma behaalde in filmregie.


De regiseusse (tweede van links) samen met enkele Costa Ricanen waaronder consul-generaal Guillermo Rojas Vargas / La directora (segunda a la izquierda) junto con algunos costarricenses, incluído el Cónsul General Sr. Guillermo Rojas Vargas (foto :  fina atención de Sra. Marianela Fallas)

Cinematograaf Nicolás Wong Díaz werd geboren in Peru maar woont sinds 1993 in Costa Rica waar hij afstudeerde in filmregie aan de “Nueva Escuela de Cine y Televisión de la Universidad Veritas” in San José.

De film werd geproduceerd door het Belgische “Wrong Men” (van Roland Benoît) en het Franse “Geko Films” (van Grégoire Debailly).

Uiteindelijk werd “Tengo sueños eléctricos” op dit Internationaal Filmfestival Gent beloond met een “Special Mention” (speciale vermelding) van de internationale jury.

 

Bronnen/Fuentes:

www.filmfestival.be

http://nicowong.com

lunes, 19 de septiembre de 2022

Het tragische verhaal van Pachica / La trágica historia de Pachica

 

Deze maand is het 115 jaar geleden dat de zeer talentvolle Costa Ricaanse muzikante Pacífica Zelaya op een tragische manier om het leven kwam. Zij werd geboren in de stad Liberia (provincie Guanacaste) op 27 maart 1882 en werd een dag later gedoopt in “La Inmaculada Concepción”. Haar ouders, Rafael Zelaya Valdés en Fabiana Villegas, afkomstig uit dezelfde provincie, stonden in hoog aanzien en vormden een welstellend gezin. Van de ongeveer dertien kinderen waren de oudste zoon Antonio (1866-1921) en Ramón (1872-1950) de bekendste twee.  Antonio was journalist, advocaat en auteur, Ramón eveneens advocaat en consul generaal voor Costa Rica in Italië.


(foto : Páginas Ilustradas) 

Op zeer jonge leeftijd begon Pacífica Zelaya (liefkozend Pachica genoemd door haar familie en vrienden) muziek te studeren. De opleiding begon in San José aan het “Colegio de Sión” waar ze haar eerste muzieklessen kreeg. In 1893 trok ze, op 11-jarige leeftijd, naar de nationale muziekschool in dezelfde stad waar ze naast de verplichte theorie- en solfègelessen cello begon te studeren. Al snel schakelde ze over naar de piano. Daarna trok ze naar de muziekschool “Santa Cecilia” waar ze bleef tot 1902 en waar ze evolueerde van studente naar docente.

Haar ontwikkeling en enorme vooruitgang die zij boekte op muzikaal vlak (zij behaalde altijd de hoogste cijfers en de eerste prijzen bij de examens) hadden twee oorzaken. Enerzijds vormde haar kennis van Theorie en Solfège, dankzij haar docenten Alejandro Monestel en José Joaquin Vargas Calvo, een solide basis voor haar toekomstige studies. Beide voornoemde heren waren tevens, samen met mevrouw Elsa de Echandi haar leraren piano. Anderzijds waren haar doorzettingsvermogen in de studie, haar opmerkelijk talent, haar bescheidenheid en nederigheid, haar liefde voor het vaderland en haar roeping voor de muziek de eigenschappen om een goede muzikante te worden.  

Op 20 juni 1904 vertrok Pacífica naar Europa, vol illusies, om haar muzikale opleiding verder te zetten. Ze werd daarbij steeds geholpen door haar broer Ramón die in Genua (Italië) woonde wegens zijn functie als consul generaal.  Ze trok naar Brussel, naar het Koninklijk Muziekconservatorium, waar ze privé les piano kreeg van Louis Van Dam en waar ze zich ook toelegde op de studie van de harp. Zij studeerde 6 tot 8 uur per dag en al snel zagen de docenten haar vooruitgang en haar talent.


Koninklijk conservatorium/Conservatorio Real (sitio web/website : Delcampe)

Deze vooruitgang kwam ook tot uiting tijdens de verschillende concerten die werden georganiseerd door de professoren van het Koninklijk Muziekconservatorium. Zo vond er in februari 1906 een auditie plaats, georganiseerd door professor Van Dam, in de “Erard zaal” te Parijs. Deze zaal, geschikt voor kamermuziek, bevond zich in het herenhuis dat toebehoorde aan de familie Erard, gerenommeerde piano-, harp- en klavecimbelbouwers.  

Op deze auditie bracht Pacífica een perfect uitgevoerde “Tarantella” van Franz List en een “Andante” en “Finale” van een concert van Felix Mendelssohn. De fabriek van Erard schonk haar een prachtige harp en beloofde haar ook allerlei faciliteiten voor de aanschaf van dit instrument in het geval ze in de toekomst dit instrument zou willen onderwijzen in Costa Rica.


Pedaalharp Erard circa 1895-1900/Arpa de pedales Erard aprox. 1895-1900 (foto: website/sitio web The Metropolitan Museum of Art, New York)

Het laatste concert van Pacífica werd gegeven door professor Van Dam, als auditie voor zijn beste leerlingen, in de “Salle du Cercle Catholique” te Brussel op 20 juni 1907, toevallig dezelfde datum waarop zij 3 jaar geleden haar land verliet. Op dit concert bracht ze een meesterlijke versie van een “Scherzo” van Frederic Chopin en een “Fantasie Hongroise” van Franz Liszt, begeleid door een tweede piano. 

Na een periode van rust die Pacífica in Genua had doorgebracht, samen met het gezin van haar broer Ramón en diens vrouw Andree, keerde ze terug naar Brussel om zich voor te bereiden op haar laatste cursussen, in de hoop daarna terug te keren naar Costa Rica om haar enorme kennis die ze had verworven te kunnen onderwijzen.

Op maandagavond 23 september 1907 ging Pacífica met haar verloofde Edouard een wandeling maken in de Langeveldlaan (wijk Berkendaal, te Ukkel, een deelgemeente van Brussel). Zij had hem twee jaar geleden leren kennen in het Koninklijk Muziekconservatorium waar hij eveneens lessen harp volgde bij professor Samuel Meerloo, ze waren sinds 18 maanden verloofd en hadden plannen om te trouwen. Edouard was de zoon van Alphonse Mailly, componist en tot 1903 orgelleraar in het Koninklijk Muziekconservatorium (onder andere Alejandro Monestel was van 1882 tot 1884 één van zijn leerlingen).


Langeveldlaan Ukkel/Avenue de Longchamps Uccle 1907 (sitio web/website : Delcampe)

Pacífica was een zeer mooie vrouw. Edouard was ziekelijk jaloers en leefde constant met de angst om zijn verloofde aan iemand anders te verliezen. Zijn jaloezie bestond alleen uit brutaal egoïsme, uit vage angsten, uit een gevoel van exclusief bezit dat het leven voor hem ondraaglijk maakte. Hij besloot een einde te maken aan zijn “lijden” door in een vlaag van waanzin zijn verloofde op deze fatale avond op een gruwelijke manier van het leven te beroven. 

De moord op Pacífica bracht een schokgolf van verontwaardiging teweeg, niet alleen in Brussel maar ook in Costa Rica. Als een teken van rouw werden daar in de muziekschool “Santa Cecilia” voor enkele dagen de lessen geschorst.

Pacífica woonde tijdens haar studies in België in Sint-Gillis, deelgemeente van Brussel, in de Hongarijestraat (momenteel Maurice Wilmottestraat genaamd) bij mevrouw Frisque. Daar werd ze beschouwd als kind aan huis. 

Pacifica werd op zeer eenvoudige wijze begraven op 26 september 1907 op het kerkhof van Ukkel-Dieweg in aanwezigheid van alleen maar haar broer Ramón. Die zou, uit eerbetoon, zijn in hetzelfde jaar van het drama geboren dochter naar zijn zus vernoemen. De moordenaar werd krankzinnig verklaard en werd geïnterneerd in Fort Jaco, een instelling voor geestesgestoorden waarin ook generaal Jorge Volio in 1926 nog zou terechtkomen.

Op donderdag 3 oktober 1907 vond een misviering plaats ter nagedachtenis van Pacífica in de Rozenkranskerk te Elsene (deelgemeente van Brussel). Naast vele studenten en docenten van het Koninklijk Muziekconservatorium waren onder andere aanwezig haar broer Ramón evenals Georges de Schodt, consul generaal van Costa Rica in België en de Costa Ricaanse diplomaat Leonardo Pacheco. De ontroerende muziek van deze misviering werd uitgevoerd door studenten en docenten van het Muziekconservatorium. Vol emotie bracht Samuel Meerloo, docent harp, “Impromptu” van  Charles Oberthür, een muziekstuk dat hij Pacífica had aangeleerd op de dag van haar overlijden.   

Een dag later trok Ramón Zelaya naar de ontroostbare vader van de moordenaar. De twee mannen wierpen zich in mekaars armen en barstten in tranen uit.  In dergelijke omstandigheden toch nog vergiffenis schenken aan iemand, dat is het kernpunt van het christendom.

De familie Zelaya kocht voor Pacífica een eeuwigdurende concessie op het kerkhof van Ukkel-Dieweg. Wegens plaatsgebrek werd het kerkhof in 1945 gesloten. Sindsdien heeft de natuur het hier helemaal overgenomen : klimop, planten en struiken slokken de graven op en leven nu harmonieus samen. In deze tuin van Eden, beschermd als erfgoed, rust Pacífica, ver van het vaderland onder een andere hemel.

 

Het graf van Pacífica bevindt zich op het kerkhof van Ukkel (sectie D, rij 5, graf 7) en is helemaal opgeslokt door de natuur. Of hoe leven en dood plots heel dicht bij elkaar kunnen liggen/La tumba de Pacífica se encuentra en el cementerio de Uccle (sección D, fila 5, tumba 7) y ha sido completamente tragada por la naturaleza. O cómo la vida y la muerte pueden estar de repente muy cerca la una de la otra (Foto:Jean-Claude Heymans)

* * * * * * * * * *

En este mes es el 115 aniversario de la trágica muerte de la talentosa música costarricense, Pacífica Zelaya. Nació en la ciudad de Liberia (Provincia de Guanacaste), el 27 de marzo de 1882 y fue bautizada un día después en “La Inmaculada Concepción”. Sus padres, Rafael Zelaya Valdés y Fabiana Villegas, de la misma provincia, eran muy respetados y formaban una familia acomodada. Se cree que tuvieron trece hijos, sus hijos Antonio (1866-1921) y Ramón (1872-1950) fueron los dos más famosos. Antonio fue periodista, abogado y escritor, Ramón también abogado y cónsul general de Costa Rica en Italia.


(foto : Páginas Ilustradas) 

Desde muy joven, la señorita Pacífica Zelaya (cariñosamente llamada Pachica por su familia y amigos) comenzó a estudiar música. La formación comenzó en San José en el “Colegio de Sión” donde recibió sus primeras lecciones de música. En 1893, a la edad de 11 años, ingresó a la Escuela Nacional de Música de la misma ciudad, donde comenzó a estudiar violonchelo además de las lecciones obligatorias de teoría y solfeo. Pronto cambió al piano. Luego pasó a la escuela de música “Santa Cecilia” donde permaneció hasta 1902 y donde pasó de alumna a maestra.

Su desarrollo y el enorme progreso que hizo musicalmente se debió a que siempre obtuvo las más altas calificaciones y los primeros premios en los exámenes. Por un lado, sus conocimientos de teoría y solfeo, gracias a sus profesores don Alejandro Monestel y don José Joaquín Vargas Calvo, formaron una base sólida para sus futuros estudios. Los dos señores antes mencionados fueron también sus profesores de piano, junto con doña Elsa de Echandi. Por otro lado, su perseverancia en el estudio, su talento notable, su modestia, humildad, su amor a la patria y su vocación decidida por la música fueron las cualidades que distinguieron a la sentida pianista.


Parque Nacional y Colegio de Sión/Nationaal Park en College Sion, San José (sitio web/website : Delcampe)

El 20 de junio de 1904, Pacífica salió hacia Europa, llena de ilusiones, a continuar su formación musical. Siempre fue ayudada por su hermano Ramón quien vivió en Génova (Italia) como cónsul general. Pacífica se trasladó a Bruselas, al Conservatorio Real, donde recibió clases particulares de piano de Louis Van Dam y donde también se dedicó al estudio del arpa. Estudiaba de 6 a 8 horas diarias y pronto los maestros notaron su progreso y su talento.

Este progreso también se vió reflejado en los diversos conciertos organizados por los profesores del Conservatorio Real. En febrero de 1906, por ejemplo, se realizó una audición, organizada por el profesor Van Dam, en la “sala Erard” de París. Esta sala, apta para música de cámara, se ubicó en la mansión que perteneció a la familia Erard, renombrados constructores de pianos, arpas y clavicémbalos.

En esta audición, Pacífica interpretó perfectamente una “Tarantella” de Franz List y un “Andante” y “Finale” de un concierto de Felix Mendelssohn. La fábrica de Erard le regaló un arpa hermosa y además le prometió todo tipo de facilidades para la compra de este instrumento en caso de que quisiera enseñar este instrumento en Costa Rica en un futuro.

El último concierto de Pacífica fue organizado por profesor Van Dam, como audición para sus mejores alumnos, en la “Salle du Cercle Catholique” de Bruselas el 20 de junio de 1907, coincidiendo con la misma fecha en la que dejó su país hace 3 años. En este concierto interpretó una magistral versión de un “Scherzo” de Frederic Chopin y una “Fantasie Hongroise” de Franz Liszt, acompañada de un segundo piano.

Después de un período de descanso en Génova, junto con la familia de su hermano Ramón y su esposa Andree, regresó a Bruselas para prepararse para sus cursos finales, con la esperanza de regresar a Costa Rica para poder enseñar su vasta conocimientos que había adquirido.

El lunes 23 de septiembre de 1907 por la noche, Pacífica salió a caminar con su prometido Edouard en la avenue de Longchamps (distrito de Berkendal, en Uccle, submunicipio de Bruselas), lo había conocido hace dos años en el Conservatorio Real, donde también tomó clases de arpa con el profesor Samuel Meerloo, estaban comprometidos desde hacía 18 meses y tenían planes de casarse. Edouard era hijo de don Alphonse Mailly, compositor y profesor de órgano en el Conservatorio Real hasta 1903 (entre otros, don Alejandro Monestel fue uno de sus alumnos desde 1882 hasta 1884).


Avenue de Longchamps Uccle/Langeveldlaan Ukkel 1907 (sitio web/website : Delcampe)

Pacífica era una mujer muy hermosa y Edouard era enfermizamente celoso y vivía con el temor constante de perder a su prometida por otra persona. Sus celos consistían únicamente en un egoísmo brutal, en vagos temores y en una sensación de posesión exclusiva que le hacía la vida insoportable. Decidió poner fin a su “sufrimiento” quitándole la vida a su prometida de manera espantosa en un ataque de locura en esta noche fatal.

El asesinato de Pacífica provocó una ola de indignación no sólo en Bruselas sino también en Costa Rica. Las clases en la escuela de música “Santa Cecilia” fueron suspendidas por unos días en señal de luto.

Durante sus estudios en Bélgica, Pacífica vivió en Sint-Gillis, un sub-municipio de Bruselas, en la calle de Hungría (actualmente llamada Maurice Wilmottestraat) con la Sra. Frisque, quien la consideraba como una niña de su casa.

Pacífica fue enterrada de manera muy sencilla el 26 de septiembre de 1907 en el cementerio de Uccle-Dieweg en presencia únicamente de su hermano Ramón. Como tributo, nombraría a su hija nacida en el mismo año del drama como su hermana. El asesino fue declarado loco y fue internado en Fort Jaco, una institución para enfermos mentales en la que también terminaría el general Jorge Volio en 1926.

El jueves 3 de octubre de 1907 se celebró una misa en memoria de Pacífica en la Iglesia del Rosario de Ixelles (un submunicipio de Bruselas). Además de numerosos alumnos y profesores del Conservatorio Real de Música, entre otros, estuvieron presentes su hermano Ramón así como don Georges de Schodt, cónsul general de Costa Rica en Bélgica y el diplomático costarricense don Leonardo Pacheco. La conmovedora música de esta misa fue interpretada por alumnos y profesores del Conservatorio Real. Lleno de emoción, don Samuel Meerloo, profesor de arpa, interpretó “Impromptu” de Charles Oberthür, pieza musical que le había enseñado a Pacífica el día de su muerte.

Un día después (el viernes 4 de octubre de 1907) don Ramón Zelaya visitó al padre del asesino. Los dos hombres se arrojaron uno en brazos del otro y rompieron a llorar. Perdonar a alguien en tales circunstancias, ese es el núcleo del cristianismo.

La familia Zelaya compró una concesión perpetua para Pacífica en el cementerio de Uccle-Dieweg. Por falta de espacio, el cementerio fue cerrado en 1945. Desde entonces, la naturaleza se ha apoderado por completo aquí: la hiedra, las plantas y los arbustos se tragan las tumbas y ahora viven juntos en armonía. En este jardín del Edén, protegido como patrimonio, descansa Pacífica, lejos de la patria, bajo un cielo diferente.

 

Bronnen/Fuentes:

Pacífica Zelaya, Páginas Ilustradas, no. 166, 06/10/1907

Artikels uit/artículos de  Le Petit Bleu du matin, Het Laatste Nieuws, La Meuse, Le Petit Journal, website/sitio web VRT News, website/sitio web Bruzz

FamilySearch

De begraafplaatsen van Ukkel-Dieweg en Verrewinkel/Los cementerios de Uccle-Dieweg y Verrewinkel, Marcel Celis

Bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium/Biblioteca del Conservatorio Real, Olivia Wahnon de Oliveira

Burgerlijke Stand Ukkel/Registro Civil Uccle, Jean-Claude Heymans

domingo, 21 de agosto de 2022

El jardín botánico nacional de Bélgica en Meise existe 225 años / De nationale plantentuin van België in Meise bestaat 225 jaar

 

El jardín botánico de Meise (provincia de Brabante Flamenco) fue fundado en 1797 con el nombre de “Jardin botanique de Bruxelles” (Jardín Botánico de Bruselas) y, por lo tanto, es más antiguo que el propio Reino de Bélgica. Hasta 1815, la actual Bélgica formó parte del Imperio francés de Napoleón Bonaparte. El jardín botánico surgió del jardín del antiguo Palacio de Nassau, ubicado en “Koudenberg”, uno de los distritos más altos de Bruselas, y luego se trasladó en 1829 al “Kruidtuin”, un parque en Bruselas y de allí en 1958 a su ubicación actual en Meise.   

En el dominio de 92 hectáreas, se pueden admirar más de 7.000 tipos diferentes de plantas (árboles, arbustos y plantas herbáceas) al aire libre. Las plantas que no prosperan en el clima belga se alojan en el palacio de plantas donde se encuentran miles de especies de plantas según su bioma (las grandes zonas de vegetación de la tierra con su clima típico). Durante un paseo por más de diez invernaderos podrás descubrir : plantas del desierto, la sabana y la selva tropical.



Además, el jardín botánico cuenta con un gran herbario con cerca de cuatro millones de ejemplares, una biblioteca botánica con más de doscientas mil obras con publicaciones desde el siglo XV hasta la actualidad y un banco de semillas reconocido internacionalmente que se utiliza, entre otras cosas, para la reintroducción de especies desaparecidas o para investigación científica.

Las plantas del jardín provienen de todo el mundo. Es difícil determinar exactamente cuántas vienen de Costa Rica. Debido a que el texto adjunto que se puede encontrar con cada planta menciona el área de distribución, esta puede ser un país específico, pero también diferentes países o una descripción general como Centroamérica. El jardín botánico también tiene una base de datos con todas las especies en su poder, pero no menciona el área de distribución sino solo el país donde se recolectaron estas plantas. Por lo tanto, una planta específica podría ser de Costa Rica, pero se incluye en la lista otro país donde se recolectó. 



Episcia Dianthiflora es una cubierta vegetal con flores blancas que se da en Costa Rica, entre otros lugares / Episcia Dianthiflora is een bodembedekker met witte bloemen die onder andere voorkomt in Costa Rica

En 1887 los suizos Henri Pittier y Adolphe Tonduz viajaron a Costa Rica con el propósito de coleccionar plantas. Don Pittier fundaría poco tiempo después el Instituto Nacional de Meteorología y asumiría la dirección del Instituto Físico-Geográfico. Don Tonduz fue el iniciador de la botánica científica en Costa Rica y el primer director del Herbario Nacional de Costa Rica.


Adolpe Tonduz, fotografiado en Costa Rica alrededor 1895 / gefotografeerd in Costa Rica rond 1895. (Foto:Rudd Painter, gracias a/met dank aan Archives des Conservatoire et Jardines Botaniques de la Ville de Genève)

Dado que ni el Museo Nacional ni el Instituto Físico-Geográfico tenían los fondos necesarios para clasificar la creciente colección de plantas recolectadas por los señores Pittier, Tonduz y otros colaboradores, se llamó a botánicos extranjeros para ayudar. Don Tonduz conservaba uno o dos ejemplares en el Museo Nacional y el resto los enviaba mensualmente al Real Jardín Botánico de Bruselas, donde trabajaba el belga Théophile Durand. Él había colaborado con Henri Pittier para el estudio de la flora en el cantón suizo de Vaud y ambos habían sido buenos amigos desde entonces.

Théophile Durand envió los especímenes recibidos de Costa Rica a especialistas en Bélgica, Suiza, Francia, Alemania y Estados Unidos, quienes le devolvieron sus hallazgos y diagnósticos. El Sr. Durand envió una gran cantidad de especímenes de varias especies de orquídeas al alemán Rudolf Schlechter en Berlín para su identificación. Por lo tanto, es don Durand quien fue responsable del interés de toda la vida de don Schlechter en las orquídeas de Costa Rica.


Peperomia Quadrifolia es una especie de pequeñas plantas herbáceas que se dan en Costa Rica, entre otros / Peperomia Quadrifolia is een soort kleine kruidachtige planten die onder andere voorkomen in Costa Rica

Con todo el material recopilado y los diagnósticos recibidos, los señores Durand y Pittier publicaron el primer volumen de las “Primitiae Florae Costaricensis” (la primera flora de Costa Rica) en Bruselas entre 1891 y 1895. El trabajo abarcó más de 450 páginas y originalmente estaba destinado solo a botánicos profesionales. Los comentarios estaban en francés y las descripciones técnicas de las casi cinco mil plantas en latín.


Equisetum myriochaetum es una especie de cola de caballo que es nativa de Costa Rica, entre otros lugares / Equisetum myriochaetum is een paardenstaart die onder andere voorkomt in Costa Rica (foto : Linda De Volder)

Mientras tanto, Théophile Durand estaba tan ocupado con su trabajo en el Jardín Botánico de Bruselas que tuvo que terminar la colaboración con don Pittier en 1895. Théophile Durand se convertiría más tarde, de 1901 - 1912, en el director del Jardín Botánico Nacional de Bélgica.

El Sr. Pittier luego solicitó la ayuda del estadounidense John Donnell-Smith para clasificar aún más la colección de plantas recolectadas, de modo que se pudieran publicar algunas partes adicionales de "Primitiae Florae Costaricensis".


Rhipsalis Kirbergii también se llama cactus de coral y es una planta selvática de las selvas tropicales de América Central y del Sur / Rhipsalis Kirbergii wordt ook wel  koraalcactus genoemd en is een jungleplant uit de regenwouden van  Centraal- en Zuid- Amerika

Los invitamos a visitar en Bruselas este maravilloso jardín,  el horario de apertura lo puede encontrar en su página web ( se encuentra en las fuentes de este artículo).     

  


De plantentuin in Meise (provincie Vlaams-Brabant) werd opgericht in 1797 onder de naam “Jardin botanique de Bruxelles” (Botanische Tuin van Brussel) en is dus ouder dan het Koninkrijk België zelf. Tot 1815 was het huidige België immers een onderdeel van het Franse keizerrijk van Napoleon Bonaparte. De plantentuin was gegroeid uit de tuin van het voormalige Nassaupaleis, gelegen op de Koudenberg, één van de hoger gelegen stadsdelen van Brussel en verhuisde in 1829 naar de Kruidtuin, een park in Brussel en vandaar in 1958 naar de huidige locatie in Meise. 

Op het 92 hectare groot domein kan men in openlucht meer dan 7.000 verschillende soorten planten (bomen, struiken en kruidachtige planten) bewonderen.  De planten die niet in het Belgisch klimaat gedijen, werden ondergebracht in het plantenpaleis waar de vele duizenden plantensoorten werden aangeplant volgens hun bioom, de grote vegetatiezones van de aarde met hun typische klimaat. Tijdens een wandeling door meer dan tien broeikassen kan men planten ontdekken uit onder andere de woestijn, de savanne en het tropisch regenwoud. 



In het plantenpaleis waan je je echt in een tropisch regenwoud / En el palacio de plantas es como estar en una selva tropical

Verder heeft de plantentuin een groot herbarium met ongeveer vier miljoen stalen, een botanische bibliotheek met meer dan tweehonderd duizend werken met publicaties van de 15de eeuw tot vandaag en een internationaal erkende zadenbank die onder andere gebruikt wordt voor de herintroductie van verdwenen soorten of voor wetenschappelijk onderzoek.

De planten in de tuin komen van over de gehele wereld. Hoeveel er precies uit Costa Rica afkomstig zijn, is moeilijk te bepalen. De begeleidende tekst die bij elke plant terug te vinden is, vermeldt immers het verspreidingsgebied, dit kan een welbepaald land zijn, maar ook verschillende landen of een algemene omschrijving zoals Centraal Amerika. De plantentuin heeft ook een database met alle in hun bezit zijnde soorten maar deze vermeldt niet het verspreidingsgebied maar enkel het land waar deze planten werden ingezameld. Een welbepaalde plant kan aldus voorkomen in Costa Rica maar staat in deze lijst vermeld onder een ander land omdat deze daar werd ingezameld. 



Costus Plicatus of spiraal gember komt voor in Costa Rica en Panama / Costus Plicatus o jengibre en espiral se encuentra en Costa Rica y Panamá

Over het inzamelen van planten gesproken. In 1887 trokken de Zwitsers Henri Pittier en Adolphe Tonduz met dit doel naar Costa Rica. Henri Pittier zou niet veel later het Nationaal Meteorologisch Instituut oprichten en de leiding overnemen van het Fysisch-Geografisch Instituut. Adolphe Tonduz was de initiator van de wetenschappelijke botanie in Costa Rica en de eerste directeur van het Nationaal Herbarium van Costa Rica.


Henry Pittier, gefotografeerd in Costa Rica in 1903 / fotografiado en Costa Rica en 1903 (foto met dank aan/gracias a Rudolf Jenny)

Vermits noch het Nationaal Museum noch het Fysisch-Geografisch Instituut de nodige fondsen hadden om de snel groeiende collectie van de door Pittier, Tonduz en andere medewerkers ingezamelde planten te classificeren, werd de hulp ingeroepen van buitenlandse botanisten. Adolphe Tonduz bewaarde een of twee exemplaren in het Nationaal Museum en de rest werd maandelijks verzonden naar de Koninklijke Botanische Tuin in Brussel waar de Belg Théophile Durand werkzaam was. Die had nog samengewerkt met Henri Pittier voor de studie van de flora in het Zwitserse kanton Vaud en beiden waren sindsdien goede vrienden.

Théophile Durand stuurde de uit Costa Rica ontvangen exemplaren verder door naar specialisten in België, Zwitserland, Frankrijk, Duitsland en de Verenigde Staten die hun bevindingen en diagnoses terugstuurden. Een groot aantal exemplaren van diverse orchideeën soorten werden door Durand voor identificatie naar de Duitser Rudolf Schlechter in Berlijn gestuurd.  Het is dan ook Durand die verantwoordelijk was voor de levenslange interesse van Schlechter voor de orchideeën van Costa Rica.


Epidendrum Ciliare is een orchidee die voorkomt in Centraal-Amerika / Epidendrum Ciliare es una orquídea originaria de América Central 

Met al het verzamelde materiaal en de ontvangen diagnoses werd door Durand en Pittier tussen 1891 en 1895 in Brussel het eerste deel gepubliceerd van de “Primitiae Florae Costaricensis” (de eerste flora van Costa Rica). Het werk telde meer dan 450 pagina’s en was oorspronkelijk alleen bedoeld voor professionele botanisten. De commentaren waren in het Frans, de technische beschrijvingen van de bijna vijfduizend planten in het Latijn.


Osa pulchra, een zeldzame trompetvormige bloem inheems in het Osa schiereiland van Costa Rica / Osa pulchra, una rara flor en forma de trompeta, originaria de la península de Osa en Costa Rica (foto : Elmar Robbrecht)

Théophile Durand had het intussen zo druk gekregen met zijn werk in de Plantentuin te Brussel dat hij de samenwerking met Pittier in 1895 diende stop te zetten. Théophile Durand zou later, van 1901 tot 1912, directeur worden van de Nationale plantentuin van België. 


Théophile Durand 

Henri Pittier riep dan maar de hulp in van de Amerikaan John Donnell-Smith om de ingezamelde plantencollectie verder te classificeren waardoor nog enkele bijkomende delen van de “Primitiae Florae Costaricensis” konden gepubliceerd worden.

Wij nodigen u uit om deze prachtige tuin in Brussel te bezoeken, de openingstijden zijn te raadplegen op haar website (terug te vinden in de bronnen van dit artikel). 


Het kasteel van Boechout midden in de plantentuin / El castillo de Boechout en medio del jardín botánico

Bronnen/Fuentes:

Website/Sitio web Plantentuin Meise www.plantentuinmeise.be

Dr. Marc Reynders, Scientific management of the indoor living plant collections, 
Botanic Garden Meise

Théophile Alexis Durand, La Biographie Nationale, André Lawalrée

States of Nature, Science, Agriculture and Environment in the Spanish Caribbean, Stuart Mc Cook

Plant diversity and biogeography of the Golfo Dulce region, Costa Rica, Werner Huber, Anton Weissenhofer, Nelson Zamora & Anton Weber

Orchids in Costa Rica, Carlos Ossenbach

Tonduz el desconocido, La Nación, 08/03/2009

Primitiae Florae Costaricensis, Théophile Durand & Henri Pittier

lunes, 11 de julio de 2022

Costa Ricaan haalt finale op Wereldbeker BMX te Brussel / Tico llega a la final del Copa del Mundo de BMX en Bruselas

 

Van 30 juni tot en met 3 juli laatstleden vond in het Josafatpark te Schaarbeek (een deelgemeente van Brussel) de eerste editie plaats van “Urban Sessions Brussels”. Dit is een nieuw en gratis stadsfestival dat aandacht wil besteden aan “urban lifestyle” en diverse spectaculaire actiesporten zoals “parkours”, “skateboarden”, “breakdance” en “handisport” (voor personen met een beperking). Het hoogtepunt echter was de “UCI BMX Freestyle Park” Wereldbeker die voor het eerst in België plaatsvond.

“BMX Freestyle Park”, dat net als “skateboarden” en “breakdance” op het programma zal staan van de Olympische Zomerspelen 2024 in Parijs, is iets totaal anders dan “BMX Racing”. “Freestylers” voeren gedurende één minuut allerlei spectaculaire sprongen uit op hun fiets op een soort van skatepark vol “ramps”, “rails”, “quarterpipes” en “half pipes” waarbij ze zoveel mogelijk  trucs  proberen te tonen, liefst zonder fouten te maken of te vallen.     

Eén van de 12 finalisten van deze Wereldbeker te Brussel was de Costa Ricaan Kenneth Tencio,  gekend in het BMX milieu als “Pollis”. Deze bijnaam verwijst naar het kapsel in de vorm van een kam dat hij droeg toen hij klein was en iedereen hem “haan” of “hen” begon te noemen. Zijn ouders, Danilo Tencio Hernández en Dunia Esquivel Salazar, zijn momenteel de eigenaars van het fastfoodrestaurant Soda Pollis in Guadalupe de Cartago.



Kenneth Fabian Tencio Esquivel werd geboren in voornoemde plaats op 6 december 1993. Hij heeft nog een oudere broer Josué en een jongere broer Kendall en zus Jimena. Tijdens zijn jeugd probeerde hij heel wat sporten uit maar vond er geen enkele die zijn passie kon opwekken totdat hij op 12-jarige leeftijd met enkele vrienden een BMX-wedstrijd bijwoonde. Later zou hij deze dag omschrijven als de dag waarop hij werd geboren omdat hij toen het geluk vond op pedalen.

Het duurde ongeveer zes maanden alvorens Kenneth zijn eigen fiets kon kopen. Om dit te bereiken liep hij elke dag van en naar school, vier kilometer in elke richting, zodat hij het bus geld kon besparen. Daarnaast verzamelde hij het schroot dat zijn vader over had van het bedrijf en verkocht het aan een recyclingbedrijf. Om het onderhoud van de BMX-fiets te bekostigen begon Kenneth op 14-jarige leeftijd te werken in een slagerij op de centrale markt van Cartago.

Ondanks het feit dat er in Costa Rica maar weinig oefenplaatsen waren, heeft Kenneth zich door zijn doorzettingsvermogen altijd kunnen blijven ontwikkelen in zijn sport. Het was echter pas toen de Venezolaan Daniel Eduardo Dhers Arellano hem uitnodigde in zijn trainingspark in Holly Springs, North Carolina dat hij zich op professioneel vlak kon vervolmaken.

Sindsdien heeft Kenneth veel gereisd, veel ervaring opgedaan en behoort hij nu tot de wereldtop in BMX Freestyle. In 2018 behaalde hij een zilveren medaille op de Wereldkampioenschappen in China, werd hij vierde op de Olympische Spelen 2020 in Japan en werd hij Pan-Amerikaans kampioen in 2021.

Kenneth huwde in 2017 met Marcela García Espinoza, een professionele surfster, en woont in Jacó de Garabito waar hij zijn eigen oefenterrein heeft : 10cio Park, een sportcomplex voor freestyle.

Op de wereldbeker in Brussel eindigde Kenneth uiteindelijk op de negende plaats. Later dit jaar zal hij nog deelnemen aan de Wereldbeker in Australië en daarna begint de voorbereiding op de Olympische Spelen 2024 te Parijs met als doel het behalen van een medaille. We wensen hem hiervoor alvast veel succes.



Del 30 de junio al 3 de julio tuvo lugar la primera edición de “Urban Sessions Brussels” en el Parque Josafat de Schaerbeek (un submunicipio de Bruselas) en Bélgica. Este es un festival de ciudad nuevo y gratuito que tiene como objetivo prestar atención al "estilo de vida urbano" y a varios deportes de acción espectaculares como "parkours", "skateboarding", "breakdance" y "handisport" (para personas con discapacidad). Lo más destacado, sin embargo, fue la Copa del Mundo “UCI BMX Freestyle Park” que tuvo lugar en Bélgica por primera vez.

“BMX Freestyle Park”, que, al igual que “skateboarding” y “breakdance”, estará en el programa de los Juegos Olímpicos de Verano de 2024 en París, es algo completamente diferente de “BMX Racing”. Los “Freestylers” realizan todo tipo de saltos espectaculares sobre sus bicicletas durante un minuto en una especie de skate park repleto de “rampas”, “rieles”, “cuartos de tubo” y “medios tubos” donde intentan mostrar el mayor número de trucos posible, preferentemente sin cometer errores ni caerse.



Uno de los 12 finalistas de esta Copa del Mundo de Bruselas fue el costarricense Kenneth Tencio, conocido en el ambiente del BMX como “Pollis”. Este apodo hace referencia al corte de pelo en forma de cresta que usaba cuando era pequeño y así fue como todos empezaron a llamarlo "gallo" o "gallina". Sus padres, Danilo Tencio Hernández y Dunia Esquivel Salazar, actualmente son dueños del restaurante de comida rápida Soda Pollis en Guadalupe de Cartago.

Kenneth Fabián Tencio Esquivel nació en el lugar antes mencionado el 6 de diciembre de 1993. Tiene un hermano mayor llamado Josué y dos hermanos menores llamados Kendall y Jimena. Durante su infancia probó muchos deportes pero no encontró ninguno que pudiera despertar su pasión, hasta que a los 12 años asistió a una competencia de BMX con unos amigos. Más tarde describiría este día como el día en que nació, porque encontró la felicidad sobre los pedales.

Pasaron unos seis meses antes de que Kenneth pudiera comprar su propia bicicleta. Para lograr esto, caminaba ida y regreso del colegio ocho kilómetros todos los días, para así poder conservar el dinero del autobús. También recogía la chatarra que le sobraba a su padre en el negocio y la vendía a una planta de reciclaje. Para pagar el mantenimiento de la bicicleta BMX, Kenneth comenzó a trabajar a los 14 años en una venta de embutidos en el mercado central de Cartago.

A pesar de que había pocas áreas de práctica en Costa Rica, la perseverancia de Kenneth siempre le ha permitido seguir desarrollándose en su deporte. Sin embargo, no fue hasta que el venezolano Daniel Eduardo Dhers Arellano lo invitó a su campo de entrenamiento en Holly Springs, Carolina del Norte, donde pudo perfeccionar sus habilidades profesionales.

Desde entonces, Kenneth ha viajado mucho, ganado mucha experiencia y ahora pertenece al top mundial en BMX Freestyle. En 2018, ganó una medalla de plata en el Campeonato Mundial en China, quedando en cuarto lugar en los Juegos Olímpicos de 2020 en Japón y convirtiéndose en Campeón Panamericano en 2021.

Kenneth se casó en 2017 con Marcela García Espinoza, surfista profesional y vive en Jacó de Garabito donde tiene su propio campo de entrenamiento: 10cio Park, un complejo deportivo de “Freestyle”. En la Copa del Mundo de Bruselas, Kenneth finalmente terminó en noveno lugar.

A finales de este año participará en la Copa del Mundo de Australia y luego de eso comenzará la preparación para los Juegos Olímpicos de 2024 en París con el objetivo de lograr una medalla. Le deseamos el mayor de los éxitos.

 


Foto’s van de website en facebook pagina van/fotos del sitio web y página de facebook de FISE (Festival International des Sports Extrêmes/Internationaal Festival van Extreme Sporten/Festival Internacional de Deportes Extremos)

 

Bronnen/Fuentes : artikels van de website van/artículos del sitio web de Delfino, Het Laatste Nieuws, Redbull, Sporza,  Lateja, FISE, Olympics y En Costa Rican. 

lunes, 30 de mayo de 2022

Historia de don Lionel Hagenaers / Het verhaal van Lionel Hagenaers

 

Historia de don Lionel Hagenaers

El próximo mes se cumplirán 90 años desde que Lionel Hagenaers falleció a los 68 años en su habitación del Hotel Alamac en Broadway, Nueva York. Fue banquero y empresario, cónsul de Portugal en Nueva York, presidente de la Cámara de Comercio de Bélgica en Estados Unidos y cónsul general de Costa Rica en Amberes y cónsul de Costa Rica en Londres.

Joannes Carolus Lionel Hagenaers nació el 18 de noviembre de 1863 en Amberes, el sexto de un total de siete hijos. Su madre era Maria Joanna Beylemans y su padre, Guilielmus, quien fui corredor de seguros. La familia vivió en el número 26 de la calle “Sint-Paulusstraat”.

Poco se sabe de la infancia de don Lionel. A principios del siglo XX estuvo en Costa Rica y supuestamente  organizó un comercio de banano en Nueva York desde Puerto Limón. Más tarde, junto con Minor C. Keith, habría sido uno de los fundadores de la United Fruit Company y después  de 1904, uno de los socios y financistas de la misma Minor C. Keith para la construcción de un ferrocarril al Océano Atlántico, el llamado “Ferrocarril Al Norte”.

Según Yves de la Goublaye de Ménorval (de Geneanet), don Lionel habría sido el padrino del hijo menor de Minor C. Keith, a saber, Rafael William Keith Alvarado. Se graduó a principios de 1930 de ingeniero en la Universidad de Cornell en Estados Unidos y fue el fundador de la Escuela Técnica Nacional en el barrio Amón en San José, escuela donde se graduarían muchos jóvenes en las ramas de electricidad, dibujo y matemáticas.

A fines de 1911, Lionel también fue uno de los financistas de las fábricas de San José de Suaita, en Santander, Colombia, un descabellado proyecto agroindustrial de los hermanos Caballero Barrera. Lionel Hagenaers había reunido a un grupo de capitalistas europeos para construir la instalación planificada de una fábrica de hilado y tejido. Para ello, uno de ellos (Lucas) viajó con Lionel desde Nueva York a Amberes con el fin de fundar en esta ciudad la Sociedad Industrial Franco-Belga en mayo de 1912. No fue una historia de éxito porque tras una serie de problemas entre los accionistas y todo tipo de errores técnicos, la empresa acabaría quebrando en 1948.

Durante la Primera Guerra Mundial, don Lionel, como presidente del "Fondo de Ayuda Belga" en Nueva York, fue un verdadero apoyo para sus compatriotas y pudo enviar varios barcos con sacos de harina y otros alimentos, así como ropa al puerto de Rotterdam con destino a Bélgica.

Su esposa, Marie R. Boell, con quien se había casado en 1891, falleció en Brooklyn en 1917. No tuvo hijos y nunca se volvería a casar.

Como empresario y banquero, don Lionel cruzaba regularmente de Nueva York a Amberes y, por lo tanto, era un usuario habitual de la “Red Star Line”. También planeó visitar a su familia en Amberes en junio de 1932. El día trece de ese mes por la noche, don Lionel se sintió mal y se retiró a su habitación en el Hotel Alamac de Nueva York donde falleció esa misma noche. El médico del hotel afirmó que la causa de la muerte fue una indigestión aguda.

 

Lionel Hagenaers (foto:Library of Congress Prints and Photographs Division Washington, D.C.)


Het verhaal van Lionel Hagenaers

Volgende maand zal het 90 jaar geleden zijn dat Lionel Hagenaers op 68-jarige leeftijd overleed in zijn kamer in Hotel Alamac in Broadway, New York. Hij was een bankier en zakenman, consul van Portugal te New York, voorzitter van de Belgische Kamer van Koophandel in de Verenigde Staten en consul generaal van Costa Rica in Antwerpen en consul van Costa Rica in Londen.  

Joannes Carolus Lionel Hagenaers werd geboren op 18 november 1863 te Antwerpen, als zesde van in totaal zeven kinderen. Zijn moeder was Maria Joanna Beylemans en zijn vader, Guilielmus, was een verzekeringsmakelaar. Het gezin woonde in de Sint-Paulusstraat nummer 26.

Van de jeugdjaren van Lionel is weinig bekend. In het begin van de twintigste eeuw bevond hij zich in Costa Rica en zou vanuit Puerto Limón een bananenhandel op New York georganiseerd hebben. Hij zou ook later, samen met Minor C. Keith, één van de oprichters geweest zijn van de United Fruit Company en na 1904 één van de partners en financiers van diezelfde Minor C.Keith voor de bouw van een spoorweg naar de Atlantische Oceaan, de zogenaamde “Ferrocarril Al Norte”. 

Volgens Yves de la Goublaye de Ménorval (van Geneanet) zou Lionel de dooppeter geweest zijn van de jongste zoon van Minor C. Keith, met name Rafael William Keith Alvardo. Die zou begin de jaren 1930 afstuderen als ingenieur aan de Universiteit van Cornell in de Verenigde Staten en de oprichter geweest zijn van de Nationale Technische School in de wijk Amón in San José, een school waar heel wat jongeren zouden afstuderen in de takken elektriciteit, tekenen en wiskunde.

Eind 1911 was Lionel eveneens een van de financiers van de fabrieken van San José de Suaita, Santander, Colombia, een waanzinnig agro-industrieel project van de gebroeders Caballero Barrera. Lionel Hagenaers had  een groep Europese kapitalisten verzameld om de geplande installatie van een spin- en weeffabriek te bouwen. Met dit doel trok één van hen (Lucas) met Lionel van New York naar Antwerpen om in mei 1912 in deze stad de Industriële Maatschappij Franco-Belge op te richten. Het werd geen succesverhaal want na een reeks rechtszaken tussen de aandeelhouders en allerlei technische fouten zou het bedrijf uiteindelijk in 1948 in faling gaan.  

Tijdens de eerste wereldoorlog was Lionel, als voorzitter van de “Belgian Relief Fund” in New York een echte steun voor zijn landgenoten en kon hij verscheidene schepen met zakken bloem en  andere levensmiddelen, evenals kledij naar de haven van Rotterdam sturen met bestemming België.

In 1917 overleed in Brooklyn zijn vrouw, Marie R. Boell, waarmee hij in 1891 gehuwd was. Hij had geen kinderen en zou ook nooit meer hertrouwen.

Als zakenman en bankier maakte Lionel regelmatig de oversteek van New York naar Antwerpen en was hij, zodoende, een regelmatige gebruiker van de “Red Star Line”. Zo was hij ook van plan om in juni 1932 op familiebezoek te gaan in Antwerpen. Op de dertiende van deze maand voelde Lionel zich ’s avonds onwel en trok hij zich terug in zijn kamer in Hotel Alamac in New York waar hij diezelfde nacht nog overleed. Als reden van overlijden gaf de dokter van het hotel een acute indigestie op.

 

Bronnen/Fuentes :

Krantenartikels uit/Articulos de los periodicos : The New York Times, Gazet van Antwerpen, L’Indépendance Belge, L’Echo Belge

New York Naturalization Records, 1882-1944

Rijksarchief België/Archivo nacional de Bélgica

El Quetzal, nrs 262-276, The Society, 1990

Vlaanderen en Latijns-Amerika/Flandes y Latinoamérica, Eddy Stols & Rudi Bleys

Los Belgas – Semana – 17/05/2022

La epopeya de la Fábrica de Hilados y Tejidos de San José de Suaita, Pierre Raymond

La burguesía revolucionaria de San Jos de Suaita, Radio Macondo, Alberto Pinzón Sánchez

La herencia de “Rafles” al TEC, Fernando Montero Bolaños