Edmond Pougin en de grondconcessie in Costa Rica
Toen België in 1830 een onafhankelijk land werd, was het één van de weinige West-Europese landen zonder koloniën. De Belgische industrie was zich volop aan het ontwikkelen en had nood aan nieuwe afzetmarkten en grondstoffen. Zodoende steeg al snel de vraag naar koloniën. Koning Leopold I kreeg verscheidene voorstellen van Belgische militairen en kapitaalkrachtigen voor de uitbouw van koloniën over de ganse wereld.
Van de pas opgerichte Belgische Koninklijke Marine zouden voornamelijk twee schepen gebruikt worden voor het varen naar Belgische nederzettingen : de Louise-Marie (genoemd naar de vrouw van koning Leopold I) en de “Duc de Brabant” (de Hertog van Brabant, zijnde Leopold, de zoon van koning Leopold I). Uiteindelijk zouden alle projecten, waaronder nederzettingen in Guinee, Guatemala, Mexico, Brazilië en Argentinië uitdraaien op een fiasco.
De “Louise-Marie” op de rede van Oostende, schilderij van de Belg Paul-Jean
Clays uit 1842. Met dit schip voer Edmond Pougin in 1840 als aspirant 2e
klas naar Ijsland en tussen 1843-1846 naar de Belgische kolonie in Guatemala /
La "Louise-Marie" en la rada de Ostende, pintura del belga Paul-Jean
Clays de 1842. Don Edmond Pougin zarpó con este barco en 1840
como aspirante de segunda clase a Islandia y entre 1843-1846 a la colonia belga
de Guatemala.
Zo werd er in 1860 ook gestart met het project
Costa Rica. Kapitein Edmond Pougin,
afkomstig van Bergen (provincie Henegouwen), werd door koning Leopold I naar
Costa Rica gestuurd om te onderzoeken of men er een concessie voor de aanleg
van een weg kon verkrijgen. Men koos voor Pougin omdat hij al betrokken was
geweest bij de Belgische kolonie in Santo Tomas de Castilla in Guatemala (1843-1854)
en aldus vertrouwd was met het gebied.
Verder wist men dat de Costa Ricaanse regering grote belangstelling had
om Belgische immigratie aan te trekken omdat Nazario Toledo, de minister van
Buitenlandse Zaken, op 25 augustus 1858 in zijn jaarverslag voor het congres het
volgende had verklaard over België :
“Deze industriële natie, zowel vredelievend als
beschermer van de vooruitgang van andere
landen, moeten wij verzoeken ons nuttige kolonisten te geven aan wie wij
interessante plaatsen aan de kusten van ons grondgebied kunnen aanbieden en
plaatsen in het binnenland, die de industrie van ons land zouden kunnen
ondersteunen en de productiviteit in de landbouw zouden kunnen verhogen”.
Zes dagen later werd in San José door de voornoemde
minister Toledo en de Belgische consul-generaal T’Kint de Roodenbeke een
vriendschaps-, handels- en scheepvaartverdrag getekend. Het leek dus een goed
moment voor Edmond Pougin om naar Costa Rica te trekken.
Hij kwam nochtans in een land terecht met een sterke politieke instabiliteit. Op 14 augustus 1859 werd José María Montealegre Fernández verkozen tot voorlopig president van de Republiek na een staatsgreep van de militairen Máximo Blanco en Lorenzo Salazar tegen de regering van Juan Rafael Mora Porrás. Op 29 april 1860 werd Montealegre dan constitutioneel president na een verkiezingsoverwinning maar zijn regering zou sterk beïnvloed blijven door de militairen die hem aan de macht hadden gebracht en door de grote koffie landeigenaren van het land. De afgezette president Porras probeerde vanuit El Salvador met een rebellenleger de macht te heroveren maar hij werd op 28 september 1860 te La Angostura (dicht bij Puntarenas) verslagen en twee dagen later samen met andere rebellen terecht gesteld.
President Juan Rafael Mora Porras op een schilderij van de fransman Achille Clément Bigot uit 1878 / El presidente Juan Rafael Mora Porras en un cuadro del francés Aquiles Clément Bigot de 1878
De slag bij La
Angostura op een schilderij van de Italiaan Lorenzo Fortino uit 1862 / El combate
de La Angostura en un cuadro del italiano Lorenzo Fortino de 1862
Edmond Pougin reisde in Costa Rica rond van 1860 tot 1862 om de economische mogelijkheden
van het gebied in kaart te brengen (voornamelijk vanuit het emigratiemodel) en
om de toekenning van een grondconcessie te bewerkstelligen.
Dit laatste doel werd in juli/augustus 1861 bereikt
toen de Costa Ricaanse regering de toelating bekomen had om garanties en zeer
voordelige concessies toe te kennen aan Europese bedrijven die zich zouden
willen ontfermen over de aanleg van een weg tussen San José en de haven van
Limón. Pougin dacht aan de oprichting van een concessiemaatschappij met zetel
in België. Die zou dan 90 jaar lang tol kunnen heffen op de nog aan te leggen
weg en zou bovendien de havenrechten opstrijken. De gronden langsheen de weg
werden ook tot de concessie gerekend.
Verder had Pougin een project in gedachten om
jaarlijks zesduizend Belgische immigranten naar Costa Rica te brengen waarvoor
er aan de kant van Sarapiquí een terrein in concessie werd gegeven. Omstreeks
maart 1862 keerde Pougin naar België terug en overhandigde zijn rapport twee
maanden later aan het Hof. Uit dat rapport bleek onder andere dat de topografie
van Costa Rica heel wat voordelen bood en dat de hooggelegen plateaus in het
binnenland met een mild klimaat in aanmerking kwamen voor de uitbating van
koffieplantages door Belgische kolonisten.
Een maand later werd Pougin door het Hof ontslagen.
Het vertrouwen in hem was al langer zoek omdat het project veel te lang
aansleepte en er soms maanden voorbij gingen zonder enig nieuws van hem. Ook
vond het Hof dat hij te vrijpostig werd en de onderneming te veel naar zich toe
wou trekken en daarom viel hij in ongenade.
Onder het Hof dient verstaan te worden de hertog van Brabant, zijnde de
toekomstige koning Leopold II. Het was niet de koning maar voornamelijk de hertog die
alle acties van Pougin in Costa Rica stuurde via zijn vertrouwensman Adrien
Goffinet.
Vermits de conventie reeds was afgesloten werd
Jules Lejeune, minister van Justitie, aangesteld om de zaken verder af te
handelen met de bevoegde Costa Ricaanse minister. Uiteindelijk gingen de
plannen niet door wegens te weinig financiële steun.
In 1863 werd in Antwerpen door Pougin een kleine
brochure van een twintigtal pagina’s gepubliceerd met fragmenten uit zijn
reisnotities tussen 1860 en 1862. De brochure behandelt enerzijds de
mogelijkheden van investeringen, handel, economie en immigratie in Costa Rica
(met allerlei kosten- en opbrengst ramingen) en vermeldt anderzijds
interessante wetenswaardigheden over het land zoals :
·
Costa Rica telde in 1860 ongeveer 150.000
inwoners waarvan 250 buitenlanders, voornamelijk Duitsers.
·
De haven van Puntarenas verwerkte in 1860
ongeveer 48.126 ton inkomende en 50.838 ton uitgaande goederen.
· In 1861 werd in Costa Rica een Statistiek Bureau opgericht dat het kadaster controleerde en een schatting maakte van het aantal beschikbare landbouwgronden, weilanden en open plekken, ongeveer 600.000 manzanas (= 420.000 hectare). De grondprijs voor 1 manzana (= 6960 m2) gelegen dichtbij de hoofdstad bedroeg ongeveer 2000 Belgische Frank (vandaag zou dat 10.160 EUR of 7.535.000 CRC zijn) en de grondprijs voor 1 manzana in de omgeving van dorpen ongeveer 200 Belgische Frank (nu 1.016 EUR of 753.000 CRC).
Een zicht op de rede van Antwerpen, schilderij van de Belg Paul-Jean
Clays uit 1869. Vanuit Antwerpen voer
Edmond Pougin tussen 1842-1843 met het schip Macassar naar Nederlands-Indië om
op zoek te gaan naar markten voor de Belgische industrie en in 1856 als
kapitein van het schip Constitution om voor een pas opgerichte Belgische firma een vaste route te vinden voor het traject Antwerpen-New York
/ Una vista de la rada de Amberes, pintura del belga Paul-Jean Clays de 1869. Don Edmond Pougin zarpó de Amberes entre 1842-1843 con el barco Macassar
a las Indias Orientales Holandesas para encontrar mercados para la industria
belga y en 1856 como capitán del barco Constitución con el propósito de
establecer un trayecto regular entre Amberes y Nueva York para una empresa belga
recién establecida.
Over het leven van Edmond Pougin na het project Costa
Rica en de publicatie van zijn reiservaringen bestaat geen informatie. Noch de
plaats noch de datum van zijn overlijden zijn bekend.
Edmond Pougin y la concesión de
tierras en Costa Rica
Cuando
Bélgica se convirtió en un país independiente en 1830, era uno de los pocos
países de Europa occidental sin colonias. La industria belga se estaba
desarrollando rápidamente y necesitaba nuevos mercados y materias primas. Por
lo tanto, la demanda de colonias aumentó rápidamente. El rey Leopoldo I recibió
varias propuestas de soldados belgas y gente adinerada para el desarrollo de
colonias en todo el mundo.
De
la recién creada Armada Real belga, se utilizarían principalmente dos barcos
para navegar a los asentamientos belgas: el Louise-Marie (llamado así por la esposa
del rey Leopoldo I) y el "Duc de Brabant" (el duque de Brabante,
siendo Leopold, el hijo del rey Leopoldo I). Al final, todos los proyectos,
incluídos los asentamientos en Guinea, Guatemala, México, Brasil y Argentina se
convertirían en un fiasco.
El duque de Brabante en una pintura del belga Nicaise de Keyser de 1853
/ De Hertog van Brabant op een schilderij van de belg Nicaise de Keyser uit
1853
Por
ejemplo, el proyecto de Costa Rica se inició en 1860. El capitán Edmond Pougin,
de Mons (provincia de Hainaut), fue enviado por el rey Leopoldo I a Costa Rica
para investigar la posibilidad de obtener una concesión para la construcción de
una carretera. Don Pougin fue elegido porque ya había estado involucrado en la
colonia belga de Santo Tomás de Castilla en Guatemala (1843-1854) y, por lo
tanto, estaba familiarizado con el área. Además, se conoció que el gobierno
costarricense estaba muy interesado en atraer la inmigración belga porque
Nazario Toledo, el Ministro de Relaciones Exteriores, afirmó lo siguiente sobre
Bélgica en su informe anual al Congreso el 25 de agosto de 1858:“Esa nación
industrial tan pacífica como protectora de los progresos de otros países, está
llamada a darnos útiles colonos, a quienes podemos ofrecer interesantes puntos en
las costas de nuestro territorio y lugares interiores que sustenten la industria
del país y aumenten la productividad agrícola ”.
Seis días después se firmó en San José un tratado de amistad, comercio y navegación entre el citado ministro Toledo y el cónsul general belga T'Kint de Roodenbeke. Así que parecía un buen momento para que don Edmond Pougin se mudara a Costa Rica.
Sin
embargo, terminó siendo un país con una fuerte inestabilidad política. El 14 de
agosto de 1859, José María Montealegre Fernández fue elegido presidente
provisional de la República tras un golpe de estado de las fuerzas militares de
Máximo Blanco y Lorenzo Salazar contra el gobierno de Juan Rafael Mora Porras.
El 29 de abril de 1860, Montealegre asumió la presidencia constitucional tras
una victoria electoral, pero su gobierno quedaría fuertemente influenciado por
los militares que lo llevaron al poder y por los grandes cafetaleros del país.
El depuesto presidente Porras intentó recuperar el poder de El Salvador con un
ejército rebelde, pero fue derrotado en La Angostura (cerca de Puntarenas) el
28 de setiembre de 1860 y fue ejecutado dos días después junto con otros
rebeldes.
El presidente Juan Rafael Mora Porras en un cuadro del español Tomás Povedano, año desconocido / President Juan Rafael Mora Porras op een schilderij van de spanjaard Tomás Povedano, jaar niet bekend.
El presidente José
María Montealegre Fernández en un cuadro del francés Aquiles Clément Bigot de
1860 / President José María Montealegre Fernández op een schilderij van de
fransman Achille Clément Bigot uit 1860
Don
Edmond Pougin viajó por Costa Rica de 1860 a 1862 para trazar un mapa del
potencial económico de la zona (principalmente a partir del modelo de
emigración) y asegurar la concesión de una tierra.
Este último objetivo se logró en julio / agosto de 1861 cuando el gobierno costarricense fue autorizado a otorgar garantías y concesiones altamente ventajosas a empresas europeas que desearan hacerse cargo de la construcción de una carretera entre San José y el puerto de Limón. Don Pougin pensó en crear una empresa concesionaria con sede en Bélgica. Entonces podría cobrar un peaje por esta carretera durante 90 años, misma que estaría por construirse y también cobraría las tasas portuarias. El terreno a lo largo de la carretera también se incluyó en la concesión.
Don
Pougin también tenía en mente un proyecto para traer 6.000 inmigrantes belgas a
Costa Rica cada año, para lo cual se entregó en concesión un sitio por el lado
de Sarapiquí. Hacia marzo de 1862, don Pougin regresó a Bélgica y presentó su
informe a la Corte dos meses después. El informe mostró, entre otras cosas, que
la topografía de Costa Rica ofrecía muchas ventajas y que las altas mesetas del
interior con un clima templado eran elegibles para la explotación de
plantaciones de café por los colonos belgas.
Un
mes después, don Pougin fue destituido por la Corte. La confianza en él se
había perdido durante algún tiempo porque el proyecto se alargaba demasiado y,
a veces, pasaban meses sin noticias suyas. La Corte también encontró que se
estaba volviendo demasiado audaz y quería hacerse cargo de su empresa y por eso cayó en desgracia. No fue el
rey Leopoldo I sino el duque de Brabante (siendo el futuro rey Leopoldo II) quien dirigió todas las acciones de don
Pougin en Costa Rica a través de su confidente don Adrien Goffinet.
Como
la convención ya había sido concluída, se nombró a don Jules Lejeune, Ministro
de Justicia, para que se ocupara más de los asuntos con el ministro
costarricense competente. Al final, los planes se cancelaron por falta de apoyo
financiero.
En
1863, don Pougin publicó un pequeño folleto de veinte páginas en Amberes con
extractos de sus notas de viaje entre 1860 y 1862. El folleto trata, por un
lado, de las posibilidades de inversión, comercio, economía e inmigración en
Costa Rica (con todo tipo de estimaciones de costos y rendimientos) y también
menciona datos interesantes sobre el país como:
·
Costa
Rica tenía unos 150.000 habitantes en 1860, de los cuales 250 eran extranjeros,
principalmente alemanes.
·
El
puerto de Puntarenas manejó aproximadamente 48,126 toneladas de mercancías
entrantes y 50,838 toneladas de mercancías salientes en 1860.
· En 1861, se estableció una Oficina de Estadística en Costa Rica para verificar el registro de la propiedad y estimar el número de tierras agrícolas, pastos y claros disponibles, aproximadamente 600,000 manzanas (= 420,000 hectáreas). El precio de la tierra por 1 manzana (= 6960 m2) ubicada cerca de la capital ascendió a aproximadamente 2000 francos belgas (hoy eso sería 10,160 EUR o ¢7,535,000.00) y el precio de la tierra por 1 manzana en las cercanías de pueblos era aproximadamente 200 francos belgas (ahora 1,016 EUR o ¢753,000.00).
No
hay información disponible sobre la vida de Edmond Pougin después del proyecto
de Costa Rica y la publicación de sus experiencias de viaje. No se conoce ni el
lugar ni la fecha de su muerte.
Bronnen/Fuentes :
Costa
Rica y Bélgica, 150 años. Costa Rica en België 150 jaar, Victor Valembois
Edmond
Pougin: un belga en la Centroamérica de
los años 1860, Ronald SOTO-QUIROS, Université de Bordeaux
L’État
de Costa-Rica et ce qu’on pourrait y faire dans l’intérêt de l’industrie, du
commerce et de l'immigration belges, Edmond Pougin
Koningen van de Wereld, de aardrijkskundige beweging en de ontwikkeling
van de koloniale doctrine van Leopold II, Jan Vandersmissen, Universiteit Gent
Les ancêtres de notre
Force navale, Louis Leconte
Belgische Overzeese Biografie, André Lederer, Koninklijke Academie voor
Overzeese Wetenschappen
Inventaris van het Archieffonds Belgische Marine, Richard Boijen,
Koninklijk Legermuseum
Schilders van de Zee, Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen 1984 no. 1