Sinds de onafhankelijkheid van Nicaragua in 1838
heeft de rivaliteit tussen liberalen en conservatieven steeds een belangrijke
rol gespeeld in de nationale politiek van dat land. De staatsgreep van 17
januari 1926 uitgevoerd door Emiliano Chamorro Vargas, politiek en militair
leider van de conservatieve partij tegen de regering van president Carlos José
Solórzano betekende het begin van de Nicaraguaanse
constitutionele oorlog.
Jorge Volio, vice president van Costa Rica, wilde
zich aansluiten bij de revolutionairen en vroeg steun aan zijn regering. President
Ricardo Jiménez Oreamuno, in overeenstemming met zijn beleid, verkoos om
neutraal te blijven in dit conflict. Vervolgens bereidde Jorge Volio zich voor
om op eigen initiatief naar Nicaragua te trekken, via Liberia, aan het hoofd
van Costa Ricaanse troepen. Omdat Jorge door de president werd belet om zich
bij zijn strijdkrachten te voegen, verstoorde hij met drie metgezellen de openbare
orde door de Liberia-kazerne aan te vallen. Hierop werd hij gearresteerd en
naar San José gebracht wat aanleiding gaf tot het zogenaamde “Liberia-proces”.
Gevolg hiervan was dat Jorge Volio het
vice-presidentschap werd afgenomen, dat hij mentaal ziek werd verklaard en dat
hij diende geïnterneerd te worden in een sanatorium in Europa. De keuze viel op de Belgische psychiatrische
kliniek “Fort Jaco” in Ukkel (dichtbij Brussel). Dit complex werd aan het begin
van de 20ste eeuw opgericht door dokter Théodore Marin de Mont op
een vrijgemaakt perceel van het Vronerodebos (Fond’Roy) en was eerst alleen
voorzien voor krankzinnige vrouwen. Daarna bood het onderdak aan arme mensen
met psychologische, psychiatrische of verslavingsproblemen. Het sanatorium bestaat
nog altijd en heet nu de Vronerode kliniek (Clinique Fond’Roy).
Fort Jaco (Collection
Dexia Banque ARB)
Op 1 oktober 1926 vertrok Jorge Volio naar België
en werd vergezeld door zijn neef Raúl Volio en dokter Rubén Umaña Chavarría. Deze
dokter was werkzaam bij het ministerie van Volksgezondheid, voornamelijk in de
haven van Limón, waar hij ook de functie bekleedde van hoofd van maritieme en
landgezondheid en tevens directeur was van de gezondheidseenheid. Dankzij neef
Raúl Volio weten we hoe de reis van Jorge naar België verliep.
In de Bellavista-kazerne in San José werd Jorge
geïnjecteerd met een sterk verdovingsmiddel en werd dan incognito naar het
“Estación del Atlántico” gebracht. Vanuit
dit station begon de spoorlijn die San José verbond met Puerto Limón, de
belangrijkste haven van de Costa Ricaanse Caraïben. Tijdens deze treinreis was ook nog Arturo
Volio aanwezig, broer van Jorge, die echter daarna terugkeerde naar Cartago.
In Puerto Limón kwam een Engelse stoomboot het
drietal oppikken. Het schip, genaamd Cavina, was de eigendom van “Elders &
Fyffes” dat gespecialiseerd was in bananentransport van Costa Rica naar
Engeland. Na een lange tocht, via Colón en Kingston, kwam het schip dan
uiteindelijk aan in “Avonmouth dock” in de haven van Bristol. De zon, de zee,
de verveling en voornamelijk de eenzaamheid aan boord van het schip hadden een
grote impact op Jorge.
Het schip/El barco Cavina (postkaart gepubliceerd door/postal publicada
por Robertson)
In Engeland wachtte markies Manuel Maria de
Peralta, gevolmachtigd minister van Costa Rica in onder andere België, hen op. Hij was volledig op de hoogte van de situatie.
Vanuit Engeland ging de reis verder per schip naar Antwerpen. Daar aangekomen
ontstond er een probleem doordat Jorge verklaarde dat hij ontvoerd was door
dokter Umaña. De omstaanders omsingelden het trio met de bedoeling de “gevangene”
te bevrijden, maar door tussenkomst van de plaatselijke autoriteiten en na
controle van de nodige documenten die de dokter bij zich had, kwam aan het
probleem een einde.
In Brussel was er een ontmoeting met Rafael Ángel
Calderón Guardia, die dat jaar net zijn studies geneeskunde had beëindigd aan
de Vrije Universiteit van Brussel (ULB) en nog wat in België bleef om enerzijds
praktijkervaring op te doen in diverse hospitalen in Brussel en anderzijds op
het liefdespad was met zijn toekomstige echtgenote en “first lady” van Costa
Rica, Yvonne Clays Spoelders.
Jorge en Rafael konden het goed met elkaar vinden
wat de internering heel wat zou vergemakkelijken. Het was Rafael die Jorge kon overtuigen om
een behandeling te ondergaan en hij vergezelde hem zelfs naar het gesticht.
Daar aangekomen werd aan Jorge gevraagd wie hij
was. Hij antwoordde : een katholieke priester, een generaal, een voorzitter van
een politieke partij, plaatsvervangend president van Costa Rica en een
hoogleraar filosofie. De verpleegster noteerde in haar dossier :
grootheidswaanzin. Dat Jorge wel degelijk de waarheid sprak, blijkt uit het
volgende.
1.Priester Volio.
Jorge was een afstammeling van één van de meest
welvarende en vooraanstaande families van Cartago. Hij werd geboren op 26
augustus 1882, was de zoon van Carlos Volio Llorente en Matilde Jiménez
Oreamuno en was de voorlaatste van de in totaal 15 kinderen uit het huwelijk
Volio-Jiménez. Na studies in de “Escuela Padre Peralta”, het “Colegio San Luis
Gonzaga” en het “Liceo de Costa Rica” waar hij begin 1901 de titel van bachelor
in de geesteswetenschappen behaalde, trok hij in 1903 naar Europa.
Het Leo XIII seminarie
/ El seminario León XIII (postkaart van de website/postal del sitio web www.delcampe.net)
Net als zijn
broer Claudio ging hij naar België om in het Leo XIII Seminarie te Leuven
theologie, filosofie, geschiedenis en politiek te studeren, vakken die
noodzakelijk zijn voor een priesteropleiding. Hij was daar ingeschreven onder
de Franse voornaam Georges. In het Seminarie maakte hij kennis met de
thomistische geest, de sociale leer van de kerk en de sterke invloed van
kardinaal Mercier. Dat waren de
fundamenten waarop Jorge zijn voetstappen zou zetten. Hij kreeg in het Leo XIII
Seminarie onderwijs van de allerbeste professoren:
Simon Deploige (1868-1927) in de sociale en
politieke filosofie. Na het vertrek van kardinaal Mercier in 1906 werd hij de
voorzitter van het Hoger Instituut voor
Wijsbegeerte.
Désiré Nys (1859-1927) in de wetenschapsfilosofie.
Hij was tevens de eerste directeur van het Leo XIII Seminarie.
Maurice Defourny (1878-1953) werd in 1903 benoemd
als eerste titularis voor de Geschiedenis van de sociale theorieën en werd ook
secretaris van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte.
Armand Thiéry (1868-1955) in de filosofische
psychologie.
Armand Thiéry, Désiré Nys en Simon Deploige bij hun benoeming als
professor aan het Hoger Instituut voor Filosofie in 1893 / Armand Thiéry,
Désiré Nys y Simon Deploige en su nombramiento como profesores en el Instituto
Superior de Filosofía en 1893 (foto van de website/foto del sitio web :
https://hiw.kuleuven.be)
Het is niet zeker of Jorge ook onderwijs genoten
heeft van Maurice De Wulf (1867-1947) professor in de middeleeuwse filosofie en
van Léon De Lantsheere (1862-1912) die seminaries gaf over de geschiedenis van esthetische
theorieën en over moderne filosofie.
In februari 1906 behaalde Jorge de graad van
licentiaat in de Filosofie en Letteren met “Magna cum laude” (met grote eer),
ondertekend door kardinaal Mercier. Het doctoraat kreeg hij niet omdat hij geen
doctoraatsthesis had geschreven. Daarna ging hij studeren in het Seminarie van
Saint-Sulpice in Parijs waar hij het sub diaconaat ontving (bij navraag in dit
seminarie blijkt dat er geen gegevens terug te vinden zijn over de studiejaren
van Jorge aldaar).
Seminarie van Saint-Sulpice/Seminario de Saint-Sulpice (postkaart van
de website/postal del sitio web www.delcampe.net)
Na studies theologie in de Universiteit van Freiburg in
Zwitserland keerde Jorge terug naar Leuven. Daar werd hij op 25 juli 1909 tot
priester gewijd in de kapel van de Missionarissen van Scheut door Monseigneur
Kamiel Van Ronslé (1862-1938), titelvoerend bisschop van Thymbrium en Eerste
Apostolische Vicaris van Belgisch Kongo en van Leopoldstad. Een tiental dagen
later zou Monseigneur Van Ronslé opnieuw naar Belgisch Kongo afreizen waar hij
in totaal 49 jaar van zijn leven heeft doorgebracht.
Kamiel Van Ronslé (foto:Edmond Govaert)
Jorge verbleef zeven jaar in Europa, een periode
die hij omschreef als “de beste jaren van zijn jeugd, van een intens,
intellectueel, sociaal en artistiek leven”. Hij heeft Spanje, Frankrijk,
België, Zwitserland en Duitsland leren kennen en kwam in contact met de meest
opvallende mannen en de ideologische stromingen van die tijd.
Jorge Volio
draagt priestergewaden (België) - kort voor zijn terugkeer naar zijn
vaderland, 1910 / Don Jorge Volio viste las hábitos sacerdotales (Bélgica) –
poco tiempo antes de regresar a su Patria, 1910 (foto website/sitio web Escuela
Jorge Volio Jiménez http://esc-jorgevolio.over-blog.com)
Op 9 mei 1910 kwam Jorge in Puerto Limón aan waar
hij het nieuws te horen kreeg van de aardbeving die bijna geheel Cartago had
vernietigd. Zodoende trok hij naar Alajuela, waarnaar zijn familie was gevlucht
bij zijn broer Claudio, die daar parochiepriester was.
Jorge werd toegewezen aan de parochiekerk in de
wijk “El Carmen” van Heredia. In 1911
richtte hij daar het katholieke seminarie “La Nave” op.
Eind 1913 werd Jorge benoemd tot pastoor van Santa
Ana (provincie San José), een functie die hij zou uitoefenen tot juli 1915.
In zijn korte loopbaan als priester werd hij
tweemaal geschorst door bisschop Juan Gaspar Stork Werth. De eerste keer in
november 1910 toen hij in zijn zondagse preek zijn parochianen vroeg om te
bidden voor de ziel van de pas overleden Russische schrijver en filosoof Léon
Tolstoi en zijn bewondering uitte voor deze politieke denker in een lofrede.
Een tweede keer voor zijn deelname aan de oorlog in
Nicaragua (hierover meer in het deel “Generaal Volio”).
Gedurende de beginjaren van de twintigste eeuw handhaafde
de Costa Ricaanse katholieke kerk een houding waarbij ze afstand nam van de
sociale kwestie en zich beperkte tot haar religieuze functies. Jorge, opgeleid
in België in de sociale leer van de kerk, was het niet eens met deze
richtlijnen en bleef trouw aan zijn standpunten en de verdediging van zijn
idealen ten gunste van de meest kansarmen. Zijn directe aanpak en zijn
interpretaties van diverse standpunten
op zeer persoonlijke manier verschilden vaak met het beleid van de katholieke
kerk. Zodoende besloot Jorge in 1915 zijn priesterambt stop te zetten “zonder zijn katholieke geloof te verlaten”.
In 1934 (het Heilig Jaar) trok hij nog naar Rome om
zijn kerkelijke situatie te regelen maar paus Pius XI seculariseerde hem.
Wordt vervolgd.
Klasfoto
uit het schooljaar 1904-1905 : Staand, bovenste rij, vijfde van rechts, Jorge
Volio / Foto de clase del año escolar 1904-1905: de pie, fila superior, quinta
desde la derecha, don Jorge Volio (foto: archief seminarie/archivo seminario
Leo XIII)
Desde
la independencia de Nicaragua en 1838, la rivalidad entre liberales y
conservadores ha jugado un papel importante en la política nacional de ese
país. El golpe de estado del 17 de enero de 1926 llevado a cabo por Emiliano
Chamorro Vargas, líder político y militar del partido conservador contra el
gobierno del presidente Carlos José Solórzano, marcó el inicio de la Guerra
Constitucional de Nicaragua.
Don
Jorge Volio, vicepresidente de Costa Rica, quiso sumarse a los revolucionarios
y pidió apoyo a su gobierno. El presidente Ricardo Jiménez Oreamuno, de acuerdo
con su política, eligió mantenerse neutral en este conflicto. Entonces don Jorge
se dispuso a trasladarse a Nicaragua por iniciativa propia, vía Liberia, al
frente de las tropas costarricenses. Debido a que el presidente le impidió a don
Jorge unirse a sus fuerzas, él y tres compañeros alteraron el orden público al
atacar el cuartel de Liberia. Posteriormente fue detenido y trasladado a San
José, lo que dio lugar al denominado “Proceso de Liberia”.
Como
resultado, Jorge Volio fue removido de la vicepresidencia, fue declarado
enfermo mental y tuvo que ser internado en un sanatorio en Europa. Se decidió
por la clínica psiquiátrica belga “Fort Jaco” en Uccle (cerca de Bruselas). Este
complejo fue fundado a principios del siglo XX por el doctor Théodore Marin de
Mont en una parcela despejada del bosque de Vronerode (Fond'Roy) e inicialmente
sólo estaba destinado a mujeres con enfermedades mentales. Posteriormente
acogió a personas pobres con problemas psicológicos, psiquiátricos o de
adicción. El sanatorio todavía existe y ahora se llama clínica Vronerode
(Clinique Fond'Roy).
Fort Jaco (Collection
Dexia Banque ARB)
El
1 de octubre de 1926 Jorge Volio partió para Bélgica acompañado de su primo
Raúl Volio y el médico Rubén Umaña Chavarría. Este médico trabajó en la Secretaría
de Salubridad Pública, principalmente en el puerto de Limón, donde también
ocupó el cargo de jefe de Sanidad marítima y terrestre y fue director de la
unidad sanitaria. Gracias al primo Raúl Volio sabemos cómo fue el viaje de don Jorge
a Bélgica.
En
el Cuartel de Bellavista en San José, Jorge fue inyectado con un fuerte dosis
de un anestésico y de incógnito, fue llevado a la “Estación del Atlántico”. Desde
esta estación salía el ferrocarril que conectaba San José con Puerto Limón, el
principal puerto del Caribe costarricense. Durante este viaje en tren también
estuvo presente Arturo Volio, hermano de Jorge, pero luego regresó a Cartago.
Estación al Atlantico
(postal del sitio web/postkaart van de website www.ansichtskarten-center.de)
En
Puerto Limón llegó un vapor inglés a recoger a los tres. El barco, llamado
Cavina, era propiedad de “Elders & Fyffes”, que se especializaba en el
transporte de banano desde Costa Rica a Inglaterra. Después de un largo viaje,
vía Colón y Kingston, el barco finalmente llegó al “muelle de Avonmouth” en el
puerto de Bristol. El sol, el mar, el aburrimiento y sobre todo la soledad a
bordo del barco tuvieron un gran impacto en Jorge.
El barco/Het schip Cavina (postal del sitio web/postkaart van de
website www.delcampe.net)
El
Marqués Manuel María de Peralta, Ministro Plenipotenciario de Costa Rica en
Bélgica, entre otros, los esperaba en Inglaterra. Estaba enterado de todo.
Desde Inglaterra, el viaje continuó en barco hasta Amberes. Una vez allí,
surgió un problema pues Jorge empezó a decir que era un secuestrado del médico
Umaña. La gente rodeó al trío con la intención de liberar al "preso",
pero con la intervención de la autoridad local y luego de revisar los
documentos necesarios que el médico traía consigo, el problema terminó.
En
Bruselas, hubo un encuentro con el Dr. Rafael Ángel Calderón Guardia, que
acababa de terminar sus estudios de Medicina en la Universidad Libre de
Bruselas (ULB) ese año y se quedó un tiempo en Bélgica para adquirir
experiencia práctica en varios hospitales de Bruselas y por otro lado, fue el
camino de amor hacia su futura esposa y “primera dama” de Costa Rica, Yvonne
Clays Spoelders.
Jorge
hizo con Rafael Ángel una gran amistad, lo cual facilitó mucho el
internamiento. Fue Rafael Ángel quien convenció a Jorge para que se sometiera a
un tratamiento e incluso lo acompañó al asilo.
Una
vez allí, le preguntaron a Jorge quién era. Él contestó: un sacerdote católico,
un General de División, un jefe de un partido político, un vicepresidente de
Costa Rica y un profesor de filosofía. La enfermera anotó : manía de grandeza.
Jorge de hecho estaba diciendo la verdad y se verá a continuación.
1. El sacerdote Volio.
Don
Jorge era descendiente de una de las familias más prósperas y prominentes de
Cartago. Nació el 26 de agosto de 1882, fue hijo de Carlos Volio Llorente y
Matilde Jiménez Oreamuno y fue el penúltimo de un total de 15 hijos del
matrimonio Volio-Jiménez. Tras cursar estudios en la “Escuela Padre Peralta”,
el “Colegio San Luis Gonzaga” y el “Liceo de Costa Rica” donde obtuvo la
licenciatura en Humanidades a principios de 1901, partió hacia Europa en 1903.
Liceo de Costa Rica
(postal del sitio web/postkaart van de website www.ansichtskarten-center.de)
Como su hermano Claudio, Jorge fue a Bélgica para estudiar teología, filosofía,
historia y política en el Seminario León XIII de Lovaina, materias necesarias
para la formación sacerdotal. Estaba registrado allí con el nombre francés
Georges. En el seminario conoció el espíritu tomista, las enseñanzas sociales
de la Iglesia y la fuerte influencia del cardenal Mercier. Esos fueron los
cimientos sobre los que Jorge sentaría sus pasos.
El seminario León XIII/ Het Leo XIII
seminarie (postkaart van de website/postal del sitio web https://www.leoxiiiseminarie.org)
En el Seminario León XIII le
enseñaron los mejores profesores: Simón Deploige (1868-1927) en filosofía
social y política. Después de la partida del cardenal Mercier en 1906, se
convirtió en presidente del Instituto Superior de Filosofía. Désiré Nys
(1859-1927) en filosofía de la ciencia. También fue el primer director del
Seminario León XIII. Maurice Defourny (1878-1953) fue designado en 1903 como
primer titular de la Historia de las Teorías Sociales y también se convirtió en
secretario del Instituto Superior de Filosofía. Armand Thiéry (1868-1955) en
psicología filosófica.
No
es seguro si Jorge también recibió formación de Maurice De Wulf (1867-1947)
profesor de filosofía medieval y de Léon De Lantsheere (1862-1912) quien
impartió seminarios sobre historia de las teorías estéticas y sobre filosofía
moderna.
En
febrero de 1906 Jorge obtuvo la licenciatura en Filosofía y Letras con “Magna cum
laude” (con grandes honores), firmada por el Cardenal Mercier. No recibió el
doctorado por no haber escrito una tesis doctoral. Luego fue a estudiar al
Seminario de Saint-Sulpice en París donde recibió el subdiaconado (al indagar
en este seminario parece que no se pueden encontrar datos sobre los años de
estudio de Jorge allí).
Universidad de Friburgo/Universiteit van Fribourg (postal del sitio web/
postkaart van de website www.delcampe.net)
Después de estudiar teología en la Universidad de
Friburgo en Suiza, Jorge regresó a Lovaina. Allí fue ordenado sacerdote el 25
de julio de 1909 en la capilla de los Misioneros de Scheut por Monseñor Camilo Van Ronslé (1862-1938), Obispo titular de Thymbrium y Primer Vicario Apostólico
del Congo Belga y de Leopoldville. Diez días después, Monseñor Van Ronslé
viajaría nuevamente al Congo Belga, donde pasó un total de 49 años de su vida.
Camilo Van Ronslé (foto:Het Volk)
Jorge
pasó siete años en Europa, período que calificó como “los mejores años de su
juventud, de intensa vida intelectual,
social y artística”. Conoció España, Francia, Bélgica, Suiza y Alemania y entró
en contacto con muchos de los hombres más notables y las corrientes ideológicas
de entonces.
Don
Jorge Volio en Bélgica, Lovaina, en sus años de estudiante/Jorge Volio in
Leuven, België, tijdens zijn studententijd, 1903 (foto sitio web/website Escuela
Jorge Volio Jiménez http://esc-jorgevolio.over-blog.com)
El
9 de mayo de 1910 Jorge llegó a Puerto Limón donde recibió la noticia del
terremoto que había destruido casi por completo Cartago. Entonces se mudó a
Alajuela, donde su familia había huído con su hermano Claudio, que era párroco
de allí.
Terremoto de Cartago
4 mayo 1910 – 7 pm/Aardbeving in Cartago op 4 mei 1910 – 7 uur ‘s avonds (postal del sitio web/ postkaart van de
website www.delcampe.net)
Jorge
fue asignado a la iglesia parroquial en el distrito “El Carmen” de Heredia. En
1911 fundó allí el seminario católico “La Nave”.
A
fines de 1913, Jorge fue nombrado párroco de Santa Ana (Provincia de San José),
cargo que ocupó hasta julio de 1915.
En
su corta carrera como sacerdote, el obispo Juan Gaspar Stork Werth lo suspendió
dos veces. La primera vez en noviembre de 1910 cuando, en su sermón dominical,
pidió a sus feligreses que rezaran por el alma del recientemente fallecido
escritor y filósofo ruso Léon Tolstoi y expresó su admiración por este pensador
político en un panegírico.
La
segunda ocasión fue por su participación en la guerra de Nicaragua (más sobre
esto en la sección “General Volio”).
Durante
los primeros años del siglo XX, la Iglesia Católica Costarricense mantuvo una
actitud de distanciamiento del tema social y se limitó a sus funciones
religiosas. Jorge, educado en Bélgica en las enseñanzas sociales de la Iglesia,
no estaba de acuerdo con estas pautas y se mantuvo fiel a sus puntos de vista y
defendió sus ideales en favor de los más desfavorecidos. Su enfoque directo y
sus interpretaciones de varios puntos de vista de una manera muy personal a
menudo diferían de la política de la Iglesia Católica. Así, en 1915, Jorge
decidió renunciar al sacerdocio “sin abandonar su fe católica”.
En
1934 (Año Santo) fue a Roma para arreglar su situación eclesiástica, pero el
Papa Pío XI lo secularizó.
Continuará.