België en Costa Rica tijdens Wereldoorlog 2 deel 10
Sociale en
economische problemen in België
De bezetting houdt voor miljoenen
Belgen een dagelijkse strijd tegen honger in. De broodnodige import van
levensmiddelen is door de Britse zeeblokkade onmogelijk. Daarnaast zijn de
aanwezige reserves in mei 1940 geplunderd door de bevolking, opgeëist door Duitse
troepen of vernietigd door terugtrekkende geallieerde eenheden. Op 11 juni 1940
wordt het systeem van rantsoenering toegepast. Voortaan staan basisproducten
als brood en aardappelen op de bon. Ze mogen niet meer vrij en onbeperkt
verkocht worden, maar zijn enkel beschikbaar aan een vastgelegde prijs en in
ruil voor de juiste rantsoenzegel. Voor brood is er een maximum van 225 gram
per persoon per dag, voor aardappelen is dat 500 gram, gebrande koffie 10 gram,
vlees 90 gram en boter 50 gram. De
maximaal toegelaten hoeveelheden zouden met de jaren aangepast worden in
negatieve zin. Zegels en voedselkaarten werden bedeeld door de stad. Om de 30
dagen moest men zich persoonlijk aanbieden op een centraal afhaalpunt. In Antwerpen was
dat de Stadsfeestzaal op de Meir. Ook moest men zich inschrijven als vaste
klant bij een winkelier naar keuze. Daar kon men mits betaling, alleen de
tegenwaarde aan gewicht per afgegeven zegel, het gewenste product bekomen. De mensen moesten vaak uren aanschuiven in
lange rijen aan de winkels. Producten waren niet altijd allemaal aanwezig en
dan moest men improviseren. Deze zegels en voedselkaarten waren 5 jaar lang een
kostbaar goed. De officiële rantsoenen zijn natuurlijk veel te laag. De Belg
zoekt hulp bij liefdadigheidsorganisaties, in creativiteit in eigen tuin en
keuken en op de illegale zwarte markt. In de georganiseerde sluikhandel kunnen
smokkelaars voor veel geld zowat alles regelen. Daarnaast is er ook een minder
georganiseerde zwarte markt : clandestien geslachte varkens, aardappelen ‘op
overschot’ … worden er tegen hoge prijzen verhandeld. Er zijn nog twee klassen
: zij die voldoende te eten hebben (rijke bourgeoisie, landbouwers,
smokkelaars, sommige handelaars) en zij die honger lijden (arbeiders en
bedienden). Ondervoeding en een
eenzijdig dieet verzwakken de bevolking. Levensmiddelen worden alsmaar
schaarser wat leidt tot prijsstijgingen. In 1944 is het leven acht keer duurder
dan in 1939. Er rijden weinig auto’s en
meer mensen nemen de fiets. De schaarse treinen, trams en bussen zitten
overvol. Reizen wordt tot een minimum beperkt, heel wat mensen blijven thuis.
De bezetter stelt een avondklok in en verplicht de verduistering van woningen
en voertuigen. Rust en vrede zoekt men in de kerk waar misvieringen heel wat
nieuwe gelovigen aantrekken. Het Duitse militaire bestuur voert
sociaal-economische hervormingen door.
Er is geen plaats voor sociaal overleg over lonen en arbeidsvoorwaarden.
Vakbonden worden vervangen door nieuwe organisaties die amper rekening houden
met de noden van de werknemers. Het bezettingsbestuur neemt Belgische fabrieken
over en start zelf productielijnen op in dienst van de Duitse oorlogsindustrie.
Mijn familieherinneringen:
- Mijn moeder was 12 jaar toen de
Tweede Wereldoorlog uitbrak. Zij was de oudste van in totaal 4 kinderen en
woonde op de Krijgsbaan te Wijnegem. Met haar fiets ging ze regelmatig op zoek
naar een bakkerij waar ze extra brood kon aankopen. Zwaarbeladen kwam ze dan
terug gereden en diende ze steeds goed op te letten dat er nergens geen
controleurs waren. Soms kon ze eraan ontsnappen door met de fiets ergens een
winkel binnen te rijden en zich te verstoppen achter de winkeltoog. Een andere
keer stonden de jongere zussen en broer elk op de hoek van een straat op de
uitkijk. Maar op 9 april 1943 had een wachtmeester van de Rijkswacht haar toch
kunnen tegenhouden. Er werd een proces verbaal opgesteld. De 27 roggebroden die
mijn moeder bij haar had en die bedoeld waren om de ganse maand van te eten, werden
in beslag genomen. Zodoende was de familie niet alleen het brood maar ook 486
Belgische frank kwijt. Het gemiddelde
weekloon van een geschoolde arbeider bedroeg in die periode zo’n 300 frank. Mijn
moeder had deze broden 18 Belgische frank per stuk betaald. De vastgelegde prijs van een brood was 2,5 Belgische frank. Mijn
moeder zorgde er wel altijd voor dat ze de plaats waar ze de broden had
aangekocht niet verraadde. De naam van de Rijkswachter die haar had
tegengehouden heeft ze haar ganse leven onthouden : Maurice Troupin.
- In de Krijgsbaan hadden enkele
buren wat verderop een oventje in hun kelder gemaakt om zelf brood te kunnen
bakken. Al wie had geholpen met het uitgraven van de kelder mocht daar van
gebruik maken, dus ook mijn grootouders. Om brood te bakken was er echter wel
rogge nodig. Op 16 april 1943 werd mijn
grootmoeder tegengehouden door diezelfde Maurice Troupin met 25 kg rogge die
opnieuw in beslag werd genomen. Nu is het duidelijk waarom mijn moeder de naam
Troupin nooit vergeten is.
- Op 13 juli 1943 werd mijn
grootvader dan weer tegengehouden met 30 kg rogge, deze keer door controleur
Claes. Het was jammer dat de Belgische instanties zo gretig waren om
landgenoten te kunnen betrappen met onwettig vervaardigde of verkregen
levensmiddelen niettegenstaande ze goed wisten dat velen honger leden. Toen
mijn moeder eens werd tegengehouden door twee Duitse soldaten en haar jongere
zussen en broer kwamen aangerend, mocht ze al haar brood wel behouden. Met de rogge moest men dan eerst nog naar een
maalderij gaan om er bloem van te laten maken alvorens men brood kon bakken.
- Elk jaar verslechterde de
kwaliteit van het brood. Het brood bevatte meer en meer water en het werd een
grijze, vochtige, uiteenvallende, papachtige massa. Mijn moeder vertelde vaak
hoe ze met een mes dat plakkerige brood van haar vingers moest afkrabben. Ze
heeft daar ook een litteken aan overgehouden.
- Na de oorlog kwam mijn
grootmoeder Maurice Troupin tegen aan een bushalte. Ze herkende hem meteen en
heeft hem daar de huid vol gescholden. Vol
schaamte verliet de man de bushalte en is te voet verder gegaan.
Om deze en nog veel andere
redenen ben ik heel trots op mijn moeder en familie.
De zwarte markt in de Radijzenstraat te Brussel, 1943/Mercado negro en la calle "Radijzenstraat" en Bruselas, 1943(foto:CegeSoma)
Verkoop van brood op de zwarte markt/Venta de pan en el mercado negro.(foto:CegeSoma)
Controle van de aardappeloogst door agenten, juli 1943 / Control de la cosecha de papa por agentes, julio de 1943 (foto:CegeSoma)
Vanaf maart 1941 werden alle vrije grasperken in de steden verbouwd tot groententuinen zoals hier in het Jubelpark te Brussel in 1942 / A partir de marzo de 1941, todos los céspedes libres de las ciudades se convirtieron en huertos, como muestra la foto en el Parque del Cincuentenario en Bruselas en 1942. (foto:CegeSoma).
Rantsoeneringskaart / Tarjeta de racionamiento (foto:Stadsarchief Antwerpen,Felixarchief)
Rantsoeneringszegels/Sellos de racionamiento (foto uit het boek/foto tomada del libro:Adieu Frank, het boeiende verhaal van België en zijn geld)
Bélgica y Costa Rica
durante la Segunda Guerra Mundial 10 parte
Problemas sociales y económicos en Bélgica
La ocupación implicó una lucha diaria contra el
hambre para millones de belgas. La importación de alimentos que tanto se
necesitaban era imposible debido al bloqueo naval británico. Además, las
reservas en el lugar fueron saqueadas por la población en mayo de 1940,
reclamadas por las tropas alemanas o destruidas por las unidades aliadas en
retirada. El 11 de junio de 1940 se aplica el sistema de racionamiento. A partir de esa fecha, los productos básicos como el pan y las papas estarían limitados.
Ya no se venderían de forma libre e indefinida, sino que estarían disponibles a un precio fijo y a cambio del sello de ración correcto. Sólo se podía adquirir pan por un máximo de 225 gramos por persona al día, y en el caso de las papas eran 500
gramos, café tostado 10 gramos, carne 90 gramos y mantequilla 50 gramos. Las
cantidades máximas permitidas se ajustaron negativamente a lo largo de los
años. Sellos y tarjetas de alimentos fueron distribuidos por la ciudad, cada 30
días, las personas tenían que presentarse personalmente en un punto central de
recolección. En Amberes fue el “Stadsfeestzaal” en la calle Meir. También tenían que
registrarse como clientes habituales en una tienda de su elección. Allí podrían
obtener el producto deseado después del pago, sólo el peso equivalente por
sello emitido. La gente a menudo tenía que hacer largas filas durante horas en
las tiendas. Los productos no siempre estaban allí y luego había que
improvisar. Estos sellos y tarjetas de alimentos fueron preciados durante 5
años. Las raciones oficiales son, por supuesto, demasiado bajas. El belga busca
ayuda de organizaciones benéficas, en creatividad en su propio jardín y cocina
y en el mercado negro ilegal. En el tráfico ilícito organizado, los
contrabandistas conseguían casi cualquier cosa por mucho dinero. Además,
también hay un mercado negro menos organizado: los cerdos clandestinos
sacrificados, las papas 'excedentes' ... se comercializan a precios altos. Habían dos grupos: los que tenían suficiente para comer (burguesía rica,
granjeros, contrabandistas, algunos comerciantes) y los que tenían hambre
(trabajadores y sirvientes). La desnutrición y una dieta unilateral debilitaron
a la población. La comida fue cada vez más escasa, lo que llevó al aumento de
precios. La vida era ocho veces más cara en 1944 que en 1939. Pocos autos en
las calles y más personas deciden usar la bicicleta. Los escasos trenes,
tranvías y autobuses estaban llenos. Los viajes se mantienen al mínimo, porque muchas
personas deciden quedarse en casa. Los alemanes establecieron un toque de queda
y exigieron apagar las luces de las viviendas y vehículos por la noche. La
gente buscaba descanso y paz en la iglesia donde las masas atrayeron a muchos
nuevos creyentes. La administración militar alemana está implementando reformas
socioeconómicas. No hubo lugar para la consulta social sobre salarios y
condiciones de trabajo. Los sindicatos fueron reemplazados por nuevas
organizaciones que apenas tienen en cuenta las necesidades de los trabajadores.
La Junta de Ocupación se hace cargo de las fábricas belgas y comienza las
líneas de producción para la industria de guerra alemana.
Mis recuerdos familiares
Mi madre tenía 12 años cuando estalló la
Segunda Guerra Mundial. Era la mayor de un total de cuatro niños y vivió en la
calle “Krijgsbaan” en Wijnegem (Amberes, Bélgica). Con su bicicleta, iba
regularmente a buscar una panadería donde comprar pan extra. Un día regresó muy cargada de la tienda y tuvo
que mirar con atención para no encontrarse con ningún inspector en ninguna parte. A veces pudo escapar de ellos en
bicicleta y esconderse detrás del mostrador de una tienda. En una ocasión, sus hermanos estaban cada uno en
la esquina de una calle en una especie de puesto de observación. Pero el 9
de abril de 1943, un Gendarme ( un policía) la detuvo. Se elaboró un informe
oficial. Los 27 panes de centeno que mi madre tenía en su poder, y que estaban
destinados a comerse todo un mes, fueron confiscados. Como resultado, la
familia perdió no sólo el pan, sino también 486 francos belgas. El salario
semanal promedio de un trabajador calificado en ese período era de
aproximadamente 300 francos. Mi madre había pagado por estos panes 18 francos
belgas cada uno. El precio fijo de un pan era de 2,5 francos. Mi madre siempre se aseguró de no traicionar
el lugar donde había comprado el pan. Durante el resto de su vida recordó
el nombre del Gendarme que la había detenido: Maurice Troupin.
En la calle “Krijgsbaan”, algunos vecinos hicieron un
horno en su sótano para hornear su propio pan. A todos los que ayudaron a
quitar la arena en el sótano se le permitió usar el horno, incluidos mis
abuelos. Sin embargo, esto acarrió una
nueva situación, se necesitaba centeno para hornear pan. El 16 de abril de 1943,
mi abuela fue detenida por el mismo Maurice Troupin con 25 kg de centeno que
fue incautado nuevamente. Ahora se entiende porque mi madre nunca olvidó el
apellido Troupin.
Y nuevamente el 13 de julio de 1943, mi abuelo
fue detenido con 30 kg de centeno, esta vez por el inspector Claes. Fue una
pena que las autoridades belgas estuvieran tan ansiosas por atrapar a sus
compatriotas con alimentos fabricados ilegalmente, a pesar de que muchos de
ellos sabían que sus similares estaban muriendo de hambre. En otra ocasión mi
madre fue detenida por dos soldados alemanes, y al ver éstos como sus hermanos
pequeños corrieron hacia ella para tratar de ayudarla, se les permitió quedarse
con todo el pan. Ya con el centeno había que ir a un molino para hacer la harina y
hornear pan.
Todos los años la calidad del pan se
deterioraba. El pan contenía más y más agua, y se convirtió en una masa gris,
húmeda, desintegradora y porosa. Mi madre a menudo me decía que era cómo raspar
pan pegajoso de sus dedos con un cuchillo. Ella también tenía una cicatriz por
eso.
Después de la guerra, mi abuela se encontró
con Maurice Troupin en una parada de autobús. Ella lo reconoció de inmediato y
lo regañó allí. Lleno de vergüenza, el hombre salió de la parada de autobús y
continuó a pie.
Por ésta y muchas razones más, estoy muy
orgulloso de mi madre y mi familia.
El invierno de 1941-1942 fue excepcionalmente duro. Desde la Navidad de 1941 hasta el 13 de marzo de 1942 hizo muchísimo frío sin interrupción . La temperatura bajó a –18 ° C. Afortunadamente hubo "Winterhulp" (Ayuda de Invierno) con distribución gratuita de sopa / De
winter van 1941-1942 was uitzonderlijk zwaar. Van kerstmis 1941 tot en met 13
maart 1942 vroor het zonder onderbreking. De temperatuur daalde tot –18 °C. Gelukkig was er Winterhulp met gratis soepbedeling. (Foto:CegeSoma)
Afortunadamente, también hubo tiempo para la diversión de invierno, Amberes 1941 / Er was gelukkig ook nog wat tijd voor winterpret, Antwerpen 1941 (foto:Kazerne Dossin-Coll. Spinat-Toledano)
Amberes 1941/Antwerpen 1941 (foto:www.antwerpen.herdenkt.be)
En el otoño de 1942, 40,000 toneladas de arenque ( pescado) fueron traídas a la costa belga. Hasta finales de 1943, todos en Bélgica podían comer arenque / In de herfst van 1942 werd er 40.000 ton haring bovengehaald aan de Belgische kust. Tot eind 1943 kon iedereen in België haring eten (foto:de krant van Blankenberge).
Bronnen/Fuentes/Sources:
De Tweede Wereldoorlog : Bezet
België, Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis
België in de Tweede Wereldoorlog,
deel 2 : een bezet land, Herwig Jacquemyns
Zo was onze oorlog, Pieter Serrien
No hay comentarios.:
Publicar un comentario