miércoles, 20 de mayo de 2020

Bélgica y Costa Rica durante la Segunda Guerra Mundial 6 parte / België en Costa Rica tijdens Wereldoorlog 2 deel 6


Bélgica y Costa Rica durante la Segunda Guerra Mundial 6 parte
Operación "Abordaje"
Cuando Alemania comenzó la guerra en Polonia, pidió a todos sus barcos que estaban en alta mar en ese momento que se dirigieran a un puerto neutral más cercano. Esto para evitar que fuesen atacados por barcos ingleses o franceses. Como resultado, el barco alemán Eisenach no pudo continuar su viaje y llegó el 1 de septiembre de 1939 a Puntarenas con cemento y máquinas a bordo. Algunos afirman que también había "medicinas" (cocaína) a bordo. Más tarde, el Stella, Wesser y Haviland también entraron al puerto. El presidente León Cortés Castro accedió a aceptar los buques alemanes con la condición de que entreguen sus equipos de radio de onda corta para que se pueda mantener la neutralidad de Costa Rica. Después de todo, el gobierno costarricense firmó la declaración de neutralidad en Panamá en 1939. Pocos días más tarde, el Haviland partió hacia Panamá y México con un cargamento de azúcar y copra (la carne seca del coco). El Stella fue vendida al Gobierno nicaragüense por sus propietarios, quedando el Eisenach y el Wesser en Puntarenas. Durante la Guerra Civil española en 1937, el Eisenach todavía se usaba para transportar armas de Alemania a España en apoyo de Francisco Franco.
Cuando Italia declaró la guerra a Francia, el barco italiano Fella llegó a Puntarenas el 5 de junio de 1940, huyendo de un submarino inglés. Pasajeros a bordo, mercadería varia y bloques de mármol de Carrara. Detrás, llegan los barcos franceses Anquene y Oregon, que permanecieron en Puntarenas por pocos días, zarpando luego conjuntamente con el Weser. Por lo tanto, sólo quedaron el Fella y el Eisenach. A los marineros se les permitió ingresar libremente a la ciudad. Cuando se sucitaban peleas regulares en los bares, se impusó el 13 de junio de 1940 una prohibición a todos los pasajeros de los barcos de ingresar a la ciudad. Sin embargo, esa prohibición no fue respetada. A principios de enero de 1941, la prensa costarricense informó que un marinero japonés fue asesinado por la tripulación alemana durante una de esas peleas en los bares. La presencia de los barcos también comenzó a convertirse en un problema para los británicos. Se dice que el marinero japonés asesinado tenía información de que habían armas a bordo. Por lo tanto, los británicos instaron al nuevo presidente Calderón Guardia a ocupar y desarmar los barcos. Para evitar un posible bloqueo del puerto de Puntarenas por parte de los británicos, la Operación Abordaje comenzó el 30 de marzo de 1941. Fue preparada en el mayor secreto con la cooperación de la embajada británica y la legación americana. La operación consistió en abordar y arrestar a la tripulación. Francisco Calderón Guardia, secretario de seguridad pública y hermano del presidente, tomó el tren expreso a Puntarenas con 40 policías fuertemente armados. Sin embargo, la tripulación fue notificada a tiempo por las legaciones alemanas e italianas en Costa Rica, que estaban al tanto de los planes. Los barcos no debían caer en manos de las autoridades de Costa Rica ni de los Estados Unidos. Así que, los capitanes Gerhard Loers Struck y Gabriele Locatelli ordenaron a sus marineros que prendieran fuego a los barcos. Esto borraría todos los rastros de una posible presencia de armas, "medicamentos" o documentos importantes. Según el diario costarricense "La Prensa Libre", hubo algunas explosiones en los barcos, lo que podría indicar la presencia de explosivos. Los marinos de ambos barcos subieron en las cubiertas y cantaron estrofas guerreras. Luego unos tomaron unos botes , otros nadaron, saliendo a la playa donde serían arrestados. Finalmente tomarían el mismo tren militar de regreso a San José, a la "Penitenciaria central". Esto trajo muchas tensiones con la colonia alemana e italiana en Costa Rica. El 21 de mayo de 1941, todos los marineros fueron perdonados y se les permitió salir. Se acordó con los Estados Unidos que fueran llevados a la zona del Canal de Panamá y desde allí podrían tomar un barco de regreso a su país de origen a través de Japón. Pero más tarde, el gobierno de EE. UU. decidió cambiar los planes, y todos los marineros fueron llevados a San Francisco para ser interrogados y luego internados en Montana y Dakota del Sur. Alemania estaba furiosa y responsabilizó a Costa Rica de todo lo que había sucedido.

België en Costa Rica tijdens Wereldoorlog 2 deel 6
Operatie “boarding”
Toen Duitsland de oorlog begon in Polen vroeg het aan alle Duitse schepen die zich op dat moment in open water bevonden om zich naar de dichtstbijzijnde neutrale haven te begeven.  Dit om te voorkomen dat ze zouden overvallen worden door Engelse of Franse schepen. Zodoende kon het Duitse schip Eisenach zijn reis niet verderzetten en arriveerde het op 1 september 1939 in Puntarenas (Costa Rica) met aan boord cement en machines. Sommigen beweren dat er ook “medicijnen” (cocaïne) aan boord zouden geweest zijn. Later kwamen ook nog de Stella, Wesser en Haviland de haven binnen. President León Cortés Castro accepteerde de Duitse boten op voorwaarde dat ze hun korte golf radioapparatuur zouden inleveren zodat de neutraliteit van Costa Rica kon bewaard blijven. De Costa Ricaanse regering had immers in 1939 in Panama de neutraliteitsverklaring ondertekend. Een paar dagen later vertrok de Haviland met een lading suiker en kopra (het gedroogde vruchtvlees van de kokosnoot) naar Panama en Mexico. De Stella werd door de eigenaars verkocht aan de Nicaraguaanse regering. Zo bleven alleen de Eisenach en de Weser nog aangemeerd in Puntarenas. De Eisenach werd tijdens de Spaanse burgeroorlog in 1937 nog gebruikt bij het transport van wapens van Duitsland naar Spanje  als steun voor Francisco Franco.
Toen Italië de oorlog verklaarde aan Frankrijk arriveerde op 5 juni 1940 het Italiaanse schip Fella in Puntarenas, op de vlucht voor een Britse onderzeeër. Aan boord passagiers, diverse handelswaren en marmer blokken van Carrara. Daarachter arriveerden de Franse schepen Anquene en Oregon die enkele dagen in Puntarenas bleven en dan verder trokken samen met de Weser. Zodoende bleven alleen de Fella en de Eisenach nog over.   De matrozen mochten zich vrij in de stad begeven. Toen het regelmatig tot vechtpartijen in de bars kwam, werd er  op 13 juni 1940 een verbod ingesteld voor alle passagiers van de schepen om de stad te betreden.   Dat verbod werd echter niet gerespecteerd. Begin januari 1941 werd er in de Costa Ricaanse pers vermeld dat er tijdens één van die vechtpartijen in de bars een Japans matroos werd gedood door de Duitse bemanning. De aanwezigheid van de schepen begon ook voor de Britten een probleem te worden. De vermoorde Japanse matroos zou over informatie beschikt hebben dat er wapens aan boord zouden zijn.  Ze drongen er daarom bij de nieuwe president Calderón Guardia op aan om de schepen te bezetten en te ontwapenen. Om een mogelijke blokkering van de haven van Puntarenas door de Britten te vermijden begon op 30 maart 1941 Operatie “Boarding”. Deze was in het grootste geheim voorbereid met de medewerking van de Britse ambassade en de Amerikaanse autoriteiten. De operatie bestond er in om aan boord te gaan en de bemanning te arresteren. Francisco Calderón Guardia, secretaris van de openbare veiligheid en broer van de president trok met 40 zwaarbewapende politie agenten met de sneltrein naar Puntarenas. De bemanning werd echter op tijd verwittigd door de Duitse en Italiaanse Legatie in Costa Rica, die op de hoogte waren van de plannen. De schepen mochten niet in handen vallen van de autoriteiten van noch Costa Rica noch de Verenigde Staten. Zodoende gaven de kapiteins Gerhard Loers Struck en Gabriele Locatelli aan hun matrozen de opdracht om de schepen in brand te steken. Zo werden alle sporen gewist van een eventuele aanwezigheid van wapens, “medicijnen” of belangrijke documenten. Volgens het Costa Ricaanse dagblad “La Prensa Libre” zouden er enkele explosies op de schepen geweest zijn, wat zou kunnen wijzen op de aanwezigheid van explosieven.  De bemanningen van beide schepen gingen op het dek staan en zongen strijdliederen. Daarna begaven ze zich in reddingsbootjes of zwommen naar het strand waar ze werden gearresteerd en met dezelfde trein terug naar San José gevoerd, naar de “Penitenciaria central” (centrale penitentiaire instelling).  Dit bracht heel wat spanningen met zich mee met de Duitse en Italiaanse kolonie in Costa Rica. Op 21 mei 1941 werd aan alle matrozen gratie verleend en mochten ze vertrekken. Er was afgesproken met de Verenigde Staten dat ze naar de zone van het Panamakanaal  zouden gebracht worden en van daaruit met een schip via Japan terug naar hun thuisland zouden kunnen varen.  Maar later besloot de  Amerikaanse regering de plannen te wijzigen en alle matrozen werden naar San Francisco gebracht voor ondervraging en later geïnterneerd in Montana en Zuid-Dakota. Duitsland was woedend en hield Costa Rica verantwoordelijk voor alles wat er gebeurd was. 





Bronnen/Fuentes:
El Fella : testigo de la II Guerra Mundial en Costa Rica, La Nacion 20/05/2012
La guerra de Figueres : crónica de ocho años, Guillermo Villegas Hoffmeister

Hitler in Central America: A Non-Kosher Story from the Tropics, Jacobo Schifter-Sikora

                                                                                                                                             
Foto’s/Fotos : 
1-3.La Prensa Libre 31/03/1941 https://www.taringa.net
4-11 Copyright British Pathe


No hay comentarios.:

Publicar un comentario