Bélgica y Costa Rica
durante la Segunda Guerra Mundial 6 parte
Operación "Abordaje"
Cuando Alemania comenzó la guerra en Polonia,
pidió a todos sus barcos que estaban en alta mar en ese momento que se
dirigieran a un puerto neutral más cercano. Esto para evitar que fuesen atacados
por barcos ingleses o franceses. Como resultado, el barco alemán Eisenach no
pudo continuar su viaje y llegó el 1 de septiembre de 1939 a Puntarenas con
cemento y máquinas a bordo. Algunos afirman que también había "medicinas"
(cocaína) a bordo. Más tarde, el Stella, Wesser y Haviland también entraron al
puerto. El presidente León Cortés Castro accedió a aceptar los buques alemanes
con la condición de que entreguen sus equipos de radio de onda corta para que
se pueda mantener la neutralidad de Costa Rica. Después de todo, el gobierno
costarricense firmó la declaración de neutralidad en Panamá en 1939. Pocos días
más tarde, el Haviland partió hacia Panamá y México con un cargamento de azúcar
y copra (la carne seca del coco). El Stella fue vendida al Gobierno
nicaragüense por sus propietarios, quedando el Eisenach y el Wesser en
Puntarenas. Durante la Guerra Civil española en 1937, el Eisenach todavía se
usaba para transportar armas de Alemania a España en apoyo de Francisco Franco.
Cuando Italia declaró la guerra a Francia, el
barco italiano Fella llegó a Puntarenas el 5 de junio de 1940, huyendo de un
submarino inglés. Pasajeros a bordo, mercadería varia y bloques de mármol de
Carrara. Detrás, llegan los barcos franceses Anquene y Oregon, que
permanecieron en Puntarenas por pocos días, zarpando luego conjuntamente con el
Weser. Por lo tanto, sólo quedaron el Fella y el Eisenach. A los marineros se
les permitió ingresar libremente a la ciudad. Cuando se sucitaban peleas
regulares en los bares, se impusó el 13 de junio de 1940 una prohibición a
todos los pasajeros de los barcos de ingresar a la ciudad. Sin embargo, esa
prohibición no fue respetada. A principios de enero de 1941, la prensa
costarricense informó que un marinero japonés fue asesinado por la tripulación
alemana durante una de esas peleas en los bares. La presencia de los barcos
también comenzó a convertirse en un problema para los británicos. Se dice que
el marinero japonés asesinado tenía información de que habían armas a bordo.
Por lo tanto, los británicos instaron al nuevo presidente Calderón Guardia a
ocupar y desarmar los barcos. Para evitar un posible bloqueo del puerto de
Puntarenas por parte de los británicos, la Operación Abordaje comenzó el 30 de
marzo de 1941. Fue preparada en el mayor secreto con la cooperación de la
embajada británica y la legación americana. La operación consistió en abordar y
arrestar a la tripulación. Francisco Calderón Guardia, secretario de seguridad
pública y hermano del presidente, tomó el tren expreso a Puntarenas con 40
policías fuertemente armados. Sin embargo, la tripulación fue notificada a
tiempo por las legaciones alemanas e italianas en Costa Rica, que estaban al
tanto de los planes. Los barcos no debían caer en manos de las autoridades de
Costa Rica ni de los Estados Unidos. Así que, los capitanes Gerhard Loers
Struck y Gabriele Locatelli ordenaron a sus marineros que prendieran fuego a
los barcos. Esto borraría todos los rastros de una posible presencia de armas,
"medicamentos" o documentos importantes. Según el diario
costarricense "La Prensa Libre", hubo algunas explosiones en los
barcos, lo que podría indicar la presencia de explosivos. Los marinos de ambos
barcos subieron en las cubiertas y cantaron estrofas guerreras. Luego unos tomaron
unos botes , otros nadaron, saliendo a la playa donde serían arrestados.
Finalmente tomarían el mismo tren militar de regreso a San José, a la
"Penitenciaria central". Esto trajo muchas tensiones con la colonia
alemana e italiana en Costa Rica. El 21 de mayo de 1941, todos los marineros
fueron perdonados y se les permitió salir. Se acordó con los Estados Unidos que
fueran llevados a la zona del Canal de Panamá y desde allí podrían tomar un
barco de regreso a su país de origen a través de Japón. Pero más tarde, el
gobierno de EE. UU. decidió cambiar los planes, y todos los marineros fueron
llevados a San Francisco para ser interrogados y luego internados en Montana y
Dakota del Sur. Alemania estaba furiosa y responsabilizó a Costa Rica de todo
lo que había sucedido.
België en Costa Rica tijdens Wereldoorlog 2 deel 6
Operatie “boarding”
Toen Duitsland de oorlog begon in
Polen vroeg het aan alle Duitse schepen die zich op dat moment in open water
bevonden om zich naar de dichtstbijzijnde neutrale haven te begeven. Dit om te voorkomen dat ze zouden overvallen
worden door Engelse of Franse schepen. Zodoende kon het Duitse schip Eisenach
zijn reis niet verderzetten en arriveerde het op 1 september 1939 in Puntarenas
(Costa Rica) met aan boord cement en machines. Sommigen beweren dat er ook
“medicijnen” (cocaïne) aan boord zouden geweest zijn. Later kwamen ook nog de
Stella, Wesser en Haviland de haven binnen. President León Cortés Castro accepteerde
de Duitse boten op voorwaarde dat ze hun korte golf radioapparatuur zouden
inleveren zodat de neutraliteit van Costa Rica kon bewaard blijven. De Costa
Ricaanse regering had immers in 1939 in Panama de neutraliteitsverklaring ondertekend.
Een paar dagen later vertrok de Haviland met een lading suiker en kopra (het
gedroogde vruchtvlees van de kokosnoot) naar Panama en Mexico. De Stella werd
door de eigenaars verkocht aan de Nicaraguaanse regering. Zo bleven alleen de
Eisenach en de Weser nog aangemeerd in Puntarenas. De Eisenach werd tijdens de
Spaanse burgeroorlog in 1937 nog gebruikt bij het transport van wapens van
Duitsland naar Spanje als steun voor
Francisco Franco.
Toen Italië de oorlog verklaarde
aan Frankrijk arriveerde op 5 juni 1940 het Italiaanse schip Fella in
Puntarenas, op de vlucht voor een Britse onderzeeër. Aan boord passagiers,
diverse handelswaren en marmer blokken van Carrara. Daarachter arriveerden de
Franse schepen Anquene en Oregon die enkele dagen in Puntarenas bleven en dan
verder trokken samen met de Weser. Zodoende bleven alleen de Fella en de
Eisenach nog over. De matrozen mochten
zich vrij in de stad begeven. Toen het regelmatig tot vechtpartijen in de bars
kwam, werd er op 13 juni 1940 een verbod
ingesteld voor alle passagiers van de schepen om de stad te betreden. Dat verbod werd echter niet gerespecteerd. Begin
januari 1941 werd er in de Costa Ricaanse pers vermeld dat er tijdens één van
die vechtpartijen in de bars een Japans matroos werd gedood door de Duitse
bemanning. De aanwezigheid van de schepen begon ook voor de Britten een probleem
te worden. De vermoorde Japanse matroos zou over informatie beschikt hebben dat
er wapens aan boord zouden zijn. Ze drongen
er daarom bij de nieuwe president Calderón Guardia op aan om de schepen te
bezetten en te ontwapenen. Om een mogelijke blokkering van de haven van Puntarenas
door de Britten te vermijden begon op 30 maart 1941 Operatie “Boarding”. Deze
was in het grootste geheim voorbereid met de medewerking van de Britse
ambassade en de Amerikaanse autoriteiten. De operatie bestond er in om aan
boord te gaan en de bemanning te arresteren. Francisco Calderón Guardia,
secretaris van de openbare veiligheid en broer van de president trok met 40
zwaarbewapende politie agenten met de sneltrein naar Puntarenas. De bemanning
werd echter op tijd verwittigd door de Duitse en Italiaanse Legatie in Costa
Rica, die op de hoogte waren van de plannen. De schepen mochten niet in handen
vallen van de autoriteiten van noch Costa Rica noch de Verenigde Staten. Zodoende
gaven de kapiteins Gerhard Loers Struck en Gabriele Locatelli aan hun matrozen de
opdracht om de schepen in brand te steken. Zo werden alle sporen gewist van een
eventuele aanwezigheid van wapens, “medicijnen” of belangrijke documenten. Volgens
het Costa Ricaanse dagblad “La Prensa Libre” zouden er enkele explosies op de schepen
geweest zijn, wat zou kunnen wijzen op de aanwezigheid van explosieven. De bemanningen van beide schepen gingen op
het dek staan en zongen strijdliederen. Daarna begaven ze zich in
reddingsbootjes of zwommen naar het strand waar ze werden gearresteerd en met dezelfde
trein terug naar San José gevoerd, naar de “Penitenciaria central” (centrale
penitentiaire instelling). Dit bracht
heel wat spanningen met zich mee met de Duitse en Italiaanse kolonie in Costa
Rica. Op 21 mei 1941 werd aan alle matrozen gratie verleend en mochten ze
vertrekken. Er was afgesproken met de Verenigde Staten dat ze naar de zone van
het Panamakanaal zouden gebracht worden
en van daaruit met een schip via Japan terug naar hun thuisland zouden kunnen
varen. Maar later besloot de Amerikaanse regering de plannen te wijzigen
en alle matrozen werden naar San Francisco gebracht voor ondervraging en later
geïnterneerd in Montana en Zuid-Dakota. Duitsland was woedend en hield Costa
Rica verantwoordelijk voor alles wat er gebeurd was.
Bronnen/Fuentes:
El Fella : testigo de la II Guerra Mundial en
Costa Rica, La Nacion 20/05/2012
La guerra de Figueres : crónica de ocho años,
Guillermo Villegas Hoffmeister
Hitler in Central America: A Non-Kosher Story from the
Tropics, Jacobo Schifter-Sikora
Foto’s/Fotos :
1-3.La Prensa Libre 31/03/1941 https://www.taringa.net
4-11 Copyright British Pathe
No hay comentarios.:
Publicar un comentario